30 oktober 2016

Toop en haar pupil

Dit verhaal is waargebeurd, aldus schrijfster Anna Hers in  het voorwoord. Het verhaal van baby Josje, die opgroeit in armoedige omstandigheden, is niet verzonnen. Ik betwijfel het, eerlijk gezegd.

Toop is maatschappijk werkster in de jaren twintig van de vorige eeuw. Wie ze is, waar ze vandaan komt, wat ze in haar vrije tijd doet, het komt allemaal niet ter sprake. Wel het gezin van Klaas en Marretje, waar Josje wordt geboren. Een vader die geen vast inkomen heeft en een moeder die haar kinderen sneller ziet sterven, dan dat ze ze op de wereld kan zetten.

Er zijn er al een paar overleden als Josje ter wereld komt. Halverwege het verhaal zijn er nog eens vier broertjes overleden en sterft Marretje zelf ook. Dertig en op. Moeder van wel tien kinderen, alles bij elkaar. Alleen de meisjes overleven. Aaltie, die met een boerenzoon trouwt. Marrigje, die in een atelier komt te werken en uit stelen gaat. En Josje, die gedeeltelijk door haar grootouders wordt opgevoed.

Vader Klaas hertrouwt snel, maar verliest toch het ouderlijk gezag over de kinderen uit zijn eerste huwelijk. En Josje belandt in een kindertehuis in Maastricht waar ze ook weer niet kan blijven. Dan wordt het oorlog en gaan opa en oma dood. Op bijna hetzelfde moment. De stad, die wordt beschreven is Rotterdam. Uiteraard komt het bombardement voorbij en vanzelfsprekend verliezen Josje en haar familie dan nog een paar dierbaren.

Het gaat over het kruideniers echtpaar, de kinderen in het volkshuis. De mensen in de buurt, "het Ervie". Er wordt dialect gesproken. Het gaat over de dokter en de apotheek. Er zijn passages uit de Bijbel die als bekend worden verondersteld. Beschrijvingen van rechtzaken. Om de kinderen, om misdrijven in de familie. Het is veel te veel om allemaal in één boek te stoppen. Loodzware kost met fraai foto omslag.

Was er werkelijk zo veel leed, zo veel armoe? Waarschijnlijk wel. Maar of er ook gezinnen bestonden waar zo veel kinderen overleden? Greep er dan niemand in? Geen woord over kerkbezoek of een hulpvaardige dominee. En geen woord over de wijze waarop Toop het allemaal moest verwerken. En dat moet ze toch heus gedaan hebben. Het verhaal sprak voor West-Friesland in elk geval nog genoeg tot de verbeelding om het te herdrukken in pocketformaat.


17 oktober 2016

Waar ben ik thuis?

Dit is geen meisjesboek, dit is een sprookje. Er zitten veel te veel toevalligheden in, om het nog een roman te laten zijn. In talloze boeken uit die tijd zitten dingen die eigenlijk niet kunnen, maar dit verhaal is wel heel erg.

De hoofdstukken hebben elk een titel, het eerste heet 'Lompenlotje.' Charlot is daar een meisje van een jaar of tien. Haar vader heeft een winkel in tweedehands kleding en stoffen, vandaar dat 'lompen'. Haar moeder is overleden, vader is hertrouwd. Daarna zijn er nog drie kinderen geboren. Uit het eerste huwelijk kwam ook nog een zoon voort. George is dus een volle broer van Charlot en hij deugt niet. Charlot is een droomster, die zich niet thuis voelt in het milieu van haar vader. En haar stiefmoeder haat haar. Dat is wederzijds. Dan leert Charlot een schilder kennen. Tot zo ver hoofdstuk 1.

Hoofdstuk 2 heet 'Charlot'. Ze is inmiddels een meisje van een jaar of negentien en woont al geruime tijd bij de schilder en zijn vrouw. De schilder is geen schilder, maar eigenaar van een grote rederij. Ze zijn verhuisd naar een plaats dicht bij de haven. Ver weg van de achterbuurt waar Charlot vandaan komt. Zo af en toe bezoekt ze haar echte ouders. George begint thuis steeds minder te deugen. Nu zijn er ook aanwijzingen dat hij steelt.

In de daarop volgende hoofdstukken gaat Charlot met haar pleegouders naar Afrika, war een zus van haar pleegmoeder woont. Ze is getrouwd met een eigenaar van enorme hoeveelheden grond. Misschien wel de machtigste man van het hele land. En ze heeft een zoon, Peter. Natuurlijk wordt het wat tussen Charlot en Peter.

Maar eenmaal in Nederland blijkt haar broer George totaal uit de bocht gevlogen en in een heropvoedings inrichting te zijn beland. Dat past niet bij Peter Hertorius en al zijn grond. Charlot wil ook niet meer bij haar pleegouders wonen en zoekt een baan als kinderverzorgster. Maar Peter laat het er niet bij zitten.

Charlot en Peter worden het opnieuw samen eens, Charlot gaat terug naar haar pleegouders en ook met haar eigen ouders herstelt ze het contact. George mag mee naar Zuid Afrika, zodra zijn heropvoeding er op zit. Diezelfde George maakte haar een paar jaar eerder het leven nog zuur. Maar ja, Charlot heeft De Liefde met Het Grote Geld leren kennen en dan wordt alles anders. Zelfs voor haar biologische ouders. Die kunnen een goedlopende textielzaak overnemen. Met geld van Peter en zijn ouders,

Haar stiefmoeder, die niet wist wat ze met haar aan moest, vergaf ze al veel eerder. Haar vader, die haar tien jaar bij oma achterliet voor haar opvoeding, heeft ze ook al vergeven voordat het hoofdstuk 3 wordt. Tja.

Meisjes uit een armoedige buurt komen niet zo maar een schilder tegen. Schilders zijn ook niet tegelijkertijd directeur van een rederij. Directeuren van een rederij adopteren niet in enkele zinnen een kind, zonder tussenkomst van een bevoegde instantie. Ouders van een rijke zoon willen niet per se een meisje uit een achterbuurt als schoondochter. En mensen uit een achterbuurt hebben ook nog wel iets van trots.

Het staat er allemaal niet in. Zoals ik al zei, dit is een sprookje. En in sprookjes kan nu eenmaal alles. Zeker als ze afkomstig zijn van Nederlands bekendste veelschrijfster. Geïllustreerd door Hans Borrebach, uitgegeven door West-Friesland. Zowel in Zonne-reeks als in Witte Raven.

05 oktober 2016

Het leven is zo rijk


Mette verliest haar ouders in de oorlog. Als kind van een jaar of tien besluit ze te vluchten. Te voet. Ze weet de Pools-Duitse grens over te steken en daarna de Nederlands-Duitse. Ze spreekt haar talen vloeiend en is de dochter van een beroemd zangeres. Zo weet ze snel het huis van haar oom, broer van vader, te vinden. Daar wordt ze liefdevol opgevangen, totdat een verdwaalde Engelse bom daar een einde aan maakt. Mette overleeft het als enige.

Ze erft alles van haar oom, wordt opgevangen door een oude en onbekende tante. De oorlog maakt alles schaars en zo raakt ze snel door haar geld heen. De oude tante sterft, ze krijgt een voogd. Na de oorlog vindt ze een baantje als schoonmaakster in een tehuis voor moeilijk opvoedbare kinderen. Dan komt het bericht van Erik, haar zwager. Haar zus Liesbeth is in Indië in een kamp omgekomen, vlak na de geboorte van hun dochtertje Elisabeth. Een dochtertje dat door de bezetter mismaakt is geraakt.

Vader en dochter komen naar Chez Soi, hun huis in Nederland. Erik stuurt een royale cheque vooruit, waarmee Mette het  huis mag inrichten. En uiteraard zichzelf verwennen. Als vader en dochter arriveren, blijkt Erik nog betrekkelijk jong en dochter een moeilijk kind, dat zich niet wil binden aan een nieuwe mevrouw. Dan komt ook nog Hans in beeld, vriend van Erik. 

Wordt het Hans of Erik? Ze willen haar allebei. Mette wil het liefst Hans, maar wil ook Elisabeth niet in de steek laten. Het blijft tot de laatste paar pagina's een vraag. Het wordt Hans, maar toen zat Chinny met Erik in haar maag. En met zijn dochter. Dan komt er ineens een baan voor Erik uit de lucht vallen, in Amerika. 

In het laatste hoofdstuk zijn ze ineens getrouwd, Mette en Hans. En gaan ze samen voor Elisabeth zorgen. Natuurlijk is het de bedoeling, dat er nog een paar kinderen bij gaan komen. Wat er met Chez Soi is gebeurd, wordt niet duidelijk. Mette is met man en nichtje op de kwekerij gaan wonen. Waar Hans, even in de dertig, eerst lang met zijn moeder woonde. Maar die is nu in een tehuis voor oude vrouwen gaan wonen. Als was het een vrouw van in de zeventig, in plaats van eind vijftig.

Het leven is onrealistisch, met veel te veel leed om als kind aan te kunnen. Met een zus die in een vrouwenkamp een kind heeft gekregen van haar man, die in een totaal ander kamp zat. Echtparen zagen elkaar in die tijd soms jaren niet. Maar zuslief werd blijkbaar van afstand zwanger. Wie er gedurende de oorlog, na haar dood voor haar kind heeft gezorgd, wordt ook niet duidelijk. 

Een kind heeft misschien moeten vluchten in de oorlog, maar niet dwars door drie landen heen, terwijl ze zich overal verstaanbaar kan maken. Ze zou al lang ergens op een boerderij opgevangen zijn, waar ze was heengebracht door een soldaat. Erik is arts, maar waar? En hoe? Hij wil een eigen praktijk beginnen, maar is tegelijkertijd zo gewild dat ze hem zelfs vanuit Amerika weten te vinden. 

Wat dit boek leuk maakt? Het kaartje, om nieuwe abonnees te werven. Wel frankeren met een postzegel, van acht cent. Het boekje met daarin de nieuwe titels en de winnaressen van de platenspeler, de platenbon en de transistorradio. Alles anno 1963. En bewaard gebleven, Dat maakt het de moeite waard. Niet het verhaal. Dat is onrealistisch en afschuwelijk.