11 december 2017

Omroep in Nederland : vijfenzeventig jaar medium en maatschappij

Een dik, rijk geïllustreerd boek is het, aldus de recensie. Aantrekkelijk om door te bladeren. Een feest van herkenning. Lovende woorden voor een, inderdaad, erg leuk boek. Voor mij persoonlijk verscheen het nog precies op het juiste moment, ook.

In 1995 was ik bezig met een scriptie over 'de mogelijke commercialisering van de publieke omroep'. RTL4 was op dat moment nog maar de enige commerciële zender in Nederland, maar er waren meer belangstellenden. Wat zou dat doen met het karakter van de al zo lang bestaande omroepverenigingen als KRO, VARA en AVRO? Van elke omroep moest ik dus iets van de achtergrond weten. En zie daar... een vers boek over de omroepgeschiedenis te leen in de bieb.

Later kocht ik het boek ook nog zelf, bij de Slegte. Nu niet meer om als naslagwerk te raadplegen, maar gewoon om door te bladeren. En ja, het is niet alleen een goed boek, het is inderdaad ook nog leuk om te lezen.

Vroeger wilde ik journalist worden. Maar toen ik werd uitgeloot voor de Academie voor Journalistiek en Voorlichting, zoals dat toen nog heette, had ik geen zin meer om me een jaar later opnieuw aan te melden. Ik kon immers nog heel gemakkelijk opnieuw worden uitgeloot. Het werd de bibliotheekopleiding. In Tilburg, omdat je daar destijds de specialisatie Audiovisuele Media had. Daarmee kon ik toch nog een beetje journalist worden.Documentalist bij de omroep of zo. Redactiewerk voor een radio of televisieprogramma.

Dat was toen. Inmiddels bestaat de omroep bijna 100 jaar. Ik haalde een mooie 8 voor de scriptie, studeerde ook inderdaad af op Audiovisuele Media, maar daar bleef het bij. Want in Hilversum gaan werken en wonen, dat was niets voor mij. En daarbij werd het werk ook steeds vaker door computers overgenomen. Waren het banen op vrijwillige basis. Of een projectaanstelling, die niet langer duurde dan hooguit een jaar.

Wat gebleven is, na de jaren negentig, is mijn belangstelling voor boeken die over de omroep gaan. Ik heb er een flinke plank van vol, inmiddels. En bijna allemaal ook even leuk om te lezen als dit exemplaar. Wordt vervolgd dus.

30 november 2017

Geen maakwerk in de IDIL

Verzuiling. Ik leerde er voor het eerst over met geschiedenis, toen ik vijftien was. Verzuild Nederland. Iedereen in eigen groep. De verdeling in Rooms katholiek, protestant, arbeider en liberaal. Ze hadden allemaal hun eigen omroepvereniging, eigen scholen, eigen verenigingen, eigen organisaties. Wie katholiek was luisterde naar de KRO en ging naar de katholieke leeszaal. Dat daar de door IDIL aanbevolen boeken stonden, leerde ik pas later.

IDIL, een afkorting van Informatie Dienst Inzake Lectuur , was een rooms-katholieke recensiedienst, die de boekenwet van het Vaticaan volgde. Boeken kregen er cijfers, variërend van I (verboden) tot V (voor allen). Er stonden ook interviews in, met bekende auteurs uit die tijd, onder de titel: Mogen wij u voorstellen. Zo werden de rooms-katholieke lezers en lezeressen ook bijgepraat over Max de Lange-Praamsma. Ik vond het interview in PDF via de website Achter de rug. Goede site trouwens, maar dat terzijde. 

Dat Max de Lange overtuigd protestant was, maakte kennelijk niet uit. Waar het IDIL om ging, is dat ze zo'n hartelijke, warme vrouw was, die het geloof uitdroeg. Op een andere manier dan de katholieken, maar de principes waren toch dezelfde. En niet alleen voor wat betreft het geloof. De schrijfster wond er geen doekjes om. 

Ze hoefde niet van de pen te leven. Ze was in de eerste plaats huisvrouw en moeder en pas daarna schrijfster. Dat ze toch al een respectabel rijtje boeken op haar naam had staan, zag ze als een roeping. En als een manier om toch naar buiten te treden voor de jeugd, ondanks dat drukke gezin. Ze was, zoals ze zelf zei, vuur-bang voor maakwerk. Boeken moesten in haar groeien en op verzoeken wilde ze, zo lang als ze kon, nee blijven kunnen zeggen. Ja, ze maakte aantekeningen voor een boek over het jongste zusje van Els. Maar nee, er kwam nog geen zesde deel voor Goud-Elsje.

De schrijfster blijkt te hebben gepraat zoals ze schreef. In mooie, weloverdachte zinnen vol beeldspraak. Maakwerk. Iets waar Leni Saris wel last van kreeg. En Helen Taselaar. Netty Koen-Conrad is er ook nooit bang voor geweest. Misschien moesten zij wél van de pen leven. Zeiden ze daarom ja op 'verzoeken'. Het maakte hun verhalen er in elk geval niet beter op. Maar ook met de latere verhalen van Max de Lange-Praamsma kreeg ik moeite. Die werden, door al die beeldspraak, moeilijk te lezen. 

Riet Berkhout werd uiteindelijk tóch het zesde deel van Goud-Elsje. De schrijfster zou er later in een interview over zeggen, dat ze het zelf nooit zo bedoeld had. Dat het een suggestie was van de uitgever, om het toch in de reeks op te nemen. Er zou ook nog een deel zeven tot en met tien komen. De twee delen over vriendin Lotty had Max misschien ook anders bedoeld. Het laatste afsluitende deel gaat weer wel over Els. Dat klinkt achteraf wel als op verzoek.

Misschien is de moeder-en-dan-pas schrijfster op dat punt toch van haar geloof gevallen. We kunnen het haar al lang niet meer vragen. Maar dat maakt ook niet uit. Zeker de boeken uit die tijd blijven de moeite waard. Met zo'n interview er bij heb je toch weer een completer beeld van de vrouw er achter. Inclusief oude foto.

14 november 2017

Bedrijf in beweging : Een terugblik in de tijd : Zuid-Ooster 1949-1994

Zuidooster, aanvankelijk gespeld als Zuid-Ooster, was de naam van de busmaatschappij uit Zuid-Gelderland en het noordoostelijke deel van Noord-Brabant. Zeg maar alles op de lijn Nijmegen-Eindhoven. Het boek gaat over de jaren van de gele streekbussen op diesel, die ik me nog zo goed herinner. Maar ook de jaren daar nog vóór. De tijd van de meisjesboeken. Waarin op elke bus nog een conductrice zat en de strippenkaart nog niet bestond. Toen mensen voor het eerst verder weg op vakantie gingen en dat, uit geldgebrek, het liefst vertrouwd per bus deden.

Het boek verhaalt over de tijd dat steeds meer Nederlanders zich een auto konden gaan veroorloven en de bus vaarwel zeiden. Wij hadden thuis nog geen auto, toen. Ik reisde in de jaren zeventig nog steeds per bus met mijn ouders en zusje. We waren een uitzondering. Leuk of spannend was het toen al lang niet meer. Het was een wereldreis, zeker zo op zondag. Reistijden van drie kwartier met de auto werden met een bus al gauw anderhalf uur. Want je moest naar de bushalte lopen, op de bus wachten. De bus reed om en de halte, waar je uit moest stappen, was ook nooit voor de deur van het gewenste adres.

In de jaren tachtig kregen we thuis ook een auto. Daarmee kon de bus vaarwel worden gezegd. Tijdelijk, want ik werd student met een OV jaarkaart en toen moest ik toch weer met de Zuidooster van en naar Nijmegen. De bussen werden nieuwer, er kwamen sneldiensten bij. Dat waren de bussen die je eerder daar brachten waar je ongeveer wilde zijn. Maar die je weer verder lieten lopen, omdat ze minder haltes hadden. Er kwamen zelfs interliners. Nog sneller, nog comfortabler, maar nog verder lopen. En dat viel niet altijd mee, met een weekendtas.

Het openbaar vervoer brengt je vanaf een plaats waar je niet woont, via plaatsen waar je niet hoeft te zijn, naar een eindbestemming waar je ongeveer moet zijn. 

Zo vatte een vriend in de jaren negentig voor mij het reizen samen en zeker wat de bus betreft klopte dat. Het was altijd lopen, wachten, omrijden en weer lopen.

In 1995 fuseerde de Zuidooster met het Limburgse VSL tot Hermes. Daar eindigt ook dit boek. Zelf zou ik nog meer dan tien jaar met de bus blijven reizen. Niet alleen meer met Hermes. Ik ging stage lopen in Arnhem en Den Haag en was in Tilburg gaan wonen. Respectievelijk GVM, HTM en BBA. Dat staat hier dan allemaal niet in, maar het kwam op hetzelfde neer.

Inmiddels heb ik zelf al lang een auto. Een vervoermiddel wat me vanaf de plaats waar ik woon rechtstreeks naar en precies tot mijn eindbestemming brengt. Dat kan de bus, die al een poosje geen Hermes meer heet maar Breng, nog steeds niet zeggen. Breng, ja. Ik heb het zelf niet bedacht. Alsof er ook een bus terug is. Die heet dan Haal. Maar zo gek zijn ze dan nog net niet geweest.

Hoe dan ook, dit Zuidooster boek is leuke nostalgie. Om plaatjes te kijken en om door te lezen. Het was nog een Marktplaats vondst ook. Eentje dicht bij huis, zodat ik me de verzendkosten kon besparen, door het zelf op te halen. En helemaal niet duur, bovendien. Wordt beslist vervolgd, dat Marktplaats. 

06 november 2017

Zeg jij 't maar, Marjolein

Een paar weken geleden plofte een brief in de brievenbus van Freddy Hagers, de gevierde schrijfster van de Marjoleinserie, zo begint de achterflaptekst van de pocketeditie. Het was een brief van onze Marjolein, Marjoleintje van het pleintje, zoals ze vroeger heette, toen ze nog niet getrouwd was met Bert Brouwer, de jonge dokter, die in Parijs zijn studie voltooit en waar het jonge gezinnetje zich voorlopig heeft gevestigd.

Daarmee is het dertiende en ècht laatste deel van de Marjolein-serie inderdaad samengevat. In deel twaalf trouwde ze al met haar Bert en dat vormde eigenlijk al het slot van de reeks. Of het deze keer ook de uitgever, Kluitman, is geweest, die de schrijver heeft overgehaald om toch nog een deel aan de serie toe te voegen? Omdat de lezeressen er om vroegen?

Schrijver ja, want Freddy Hagers was het pseudoniem van Guus Betlem, voluit Frederik August Betlem, die zichzelf in dit boek Frederika Anita Hagers noemt. De voornamen zijn redelijk identiek gebleven. Of hij getrouwd was, een huishoudster had en een zoon, dat weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat het vreemd is om te lezen, dat de schrijver doet of hij een vrouw is, voorzien van een man die niet voor zichzelf kan zorgen en een zoon, die dat al net zo min kan. En dat hij / zij van Marjolein dit keer een echt iemand heeft gemaakt. 

Marjolein Brouwer-Bronkhorst is verzonnen, Freddy Hagers ook. Guus Betlem maakte van zichzelf in een verhaal vaker een commentator, maar dit keer is het wel erg aangezet. Verder spatten de jaren van voorspoed van het papier af. Het moet in het begin van de jaren zestig zijn geweest. Een auto hoeft niet meer af gereden te worden, je mag m ook best geregeld inruilen voor een nieuwe. Bert werkt in een kankercentrum. Ook dat is vooruitgang, het was toen nog een ziekte die niet bestreden kon worden. Maar Bert gaat werken aan de bestrijding, in een nieuw type ziekenhuis. 

En dan is er nog Marjolein's broer Mario, die bij de televisie gaat werken. Want zijn oude werkgever, de radio, dat is geweest. Dat is ouderwets, televisie is de toekomst. En om dat nog eens extra te benadrukken, wordt hij verliefd op een 'scriptgirl'. Een meisje met een baan waar zelfs Marjolein nog nooit van gehoord heeft. 

Ze mag dan wel in Parijs wonen en getrouwd zijn met een dokter, ondertussen is ze toch vooral huisvrouw en moeder. Ja, de Franse hoofdstad is enig, met zijn vele terrasjes, winkels en parken. Ja, ze wonen in een mooie flat. Maar er moet toch vooral schoongemaakt worden. Onderdak worden geboden aan een jong meisje, dat van huis is weggelopen. En gezorgd. Voor haar man Bert en voor haar dochtertje Florence. En o ja, ondertussen is Marjolein ook nog een dagboek gaan schrijven. Dat dagboek, krijgt Freddy Hagers mee naar huis. Om het te gaan lezen. Waarmee de cirkel rond is. 

Een verwarrend, maar toch knap geschreven einde van een serie. Uitgegeven in gebonden en pocketeditie. Ik bezit ze allemaal. Wordt vervolgd dus. Omgekeerd chronologisch, of zo maar van de hak op de tak. Want dat kan ook. Zoals de uitgever het dan zo mooi verwoord: het vormt een deel van de reeks, maar kan ook afzonderlijk worden gelezen. Series zetten aan tot sparen. Vooral Kluitman was er een meester in.

29 oktober 2017

Vroeger is voorbij

Alweer een boek over emigreren.
Maar dit keer vanuit een familie die al geëmigreerd is. De familie Timmermans woont al in Canada. Waar vader en broer Nico, zo lijkt het, vooruit gereisd zijn om alvast werk te vinden en een huis te zoeken. Daarin blijken ze geslaagd, nu is ook de rest van de familie overgekomen.

Moeder wordt de stereotype huisvrouw, die het niet direct nodig vindt om Engels te leren en zich uitsluitend inlaat met bekenden die ook uit Nederland komen. De kinderen hameren vooral om een nieuwe, Engelse naam. Nico wordt Nick, Eva Eve en Hanneke Joan. Zo gaat de schrijfster ze na verloop van tijd ook zelf aanduiden. 

Nico / Nick heeft een verloofde in Nederland, Marian. Ze komt hem over een jaar achterna, als ze twintig is. Pas dan mag ze van haar ouders het land uit. Niet eerder. In de tussentijd schrijven ze elkaar, maar het kost Nico steeds meer moeite haar trouw te blijven. Hij troost zich met collega Jeanet. Die relatie strandt. Marian staat er toch nog steeds tussen. Maar als ze eenmaal over is uit Nederland blijken ze niet meer bij elkaar te passen. Nico beëindigt hun relatie. Hij troost zich opnieuw met een ander. Dit keer is het Sharon, die ook Nederlands is en eigenlijk Sjaan heet. Maar dan treft hij Marian weer, die nog altijd in Canada woont en breekt hij ook met Sharon. Om met Marion te kunnen trouwen.

Eva / Eve kan zich moeilijker aanpassen. Ze heeft heimwee en slaagt ook niet echt in het vinden van geschikt werk. De overtocht van haar vriendin Marijke gaat niet door. Als vader en moeder Timmermans haar aanbieden om terug naar Nederland te gaan, om te kijken of ze daar misschien beter zou kunnen aarden, is de man in haar leven gekomen. En uiteraard hoeft ze nu niet meer zo nodig naar haar oude vaderland. 

Hanneke / Joan is de wervelvind. Ze past zich uitstekend aan op school, wordt al snel bevorderd naar een hogere klas en sluit ook verbazend snel vriendschappen. Het lijkt wel of ze nooit in Nederland heeft gewoond, zo snel is ze vertrouwd met de zo andere feestjes daar. Dat begint al als ze naar school gaat. Daar wil ze niet met haar schooltas naar toe, maar met een looseleaf binder. Een soort ordner met een rits, waar dan weer geen boeken bij in passen. Want iedereen heeft zo'n ding en de boeken stapel je er wel boven op. Handig is het niet, maar ze krijgt 'm wel, dat typisch Canadese ding.

Dat is de teneur van het hele boek. Het begint op de flaptekst al. Om te kunnen wennen aan een ander land zul je het Hollandse theemeubel achter je moeten laten. En nog veel meer uit je duffe vaderland. Je voertaal wordt Engels, ook thuis. Je haar zit voortaan Amerikaans, de kerstversiering wordt kakelbont. Als vader schaf je je een tweedehands Chevrolet aan en eten halen in één van de Chinese wijken wordt al snel normaal. Emigreren is vooral: niet meer omkijken en niet piepen. 

Gezien de spelling van de achternaam, Vanderzee in plaats van Van der Zee, zou de schrijfster zelf ook best eens wel eens geëmigreerd kunnen zijn. Ze schreef er nog een ander verhaal over, dat West-Friesland eveneens uitgaf. In dezelfde strekking. Dat heet, overduidelijk: Emigreren is voorgoed. 

23 oktober 2017

Voorspel

Schrijfster Miep Schröder-van Goch was de echtgenote van een Neerlandicus en historicus. Ze komt voor op foto's met Godfried Bomans. Haar dochter kreeg later een goede positie binnen de PvdA. Een nogal intellectueel milieu dus, en dat is aan dit boek goed te merken. De ondertitel van Voorspel luidt eenvoudig meisjesroman, maar daarvoor vind ik het te ingewikkeld. Er zijn er veel hoofdpersonen en daarbij wisselt ook het vertelperspectief nogal eens.

Het verhaal gaat over de drie dochters Jenner. Eva, die op de kweekschool zit, Marian, de gymnasiaste en Guusje, die pianiste wil worden. Vader Guustaaf runt met zijn broer een winkel in muziekinstrumenten. Ze verkopen er ook bladmuziek en hebben een reparatie afdeling. Moeder Margreet doet het huishouden. Dan is er nog de jongere oom Reinier, die pianoleraar is. En dat heeft allemaal wel eens de hoofdrol, terwijl de schrijfster ook nog als verteller optreedt. Bovendien zijn er ook enkele hoofdstukken 'uit het dagboek van'. Veel te lange beschrijvingen, die een meisje nooit zo zou formuleren. 

We lezen over Eva, die verkering krijgt met Bertus Mol. Marian die zich door haar gymnasium heen worstelt. Guusje die lichamelijk niet erg sterk is. Over mevrouw Jenner, die af en toe bij haar voornaam Margreet genoemd wordt. En over meneer Jenner, die afwisselend Vaar en Guustaaf wordt genoemd. Dat wat ze meemaken, is niet altijd logisch beredeneerd.

Waarom is Eva een modepop, die tegelijkertijd op de kweekschool zit? Ze heeft ook geen nuffige vriendinnen, maar kan Bertus toch niet bij zich houden, om die stadse mentaliteit. Waarom moet Marian zich door dat gymnasium heen worstelen? Van wie? Ze wil toch niet gaan studeren en weet van zichzelf dat ze het niet kan ook. Bovendien heeft Bertus dan al voor háár gekozen. Guusje wordt ziek, moet zelfs geopereerd worden, maar wat mankeert haar precies? Het gaat slecht met de zaak van Jenner, maar hoe slecht, dat wordt verder niet verteld.

Eva is boos op Marian dat ze Bertus heeft gekozen. Toch verlooft ze zich al heel snel met John Renkins. Guusje wordt uiteraard beter, besluit met school te stoppen en maakt dan ineens heel snel Europees carrière. Terwijl er verder helemaal niet gesproken is over optredens of talentenjachten, die ze eerder zou hebben gehad. Ze is jaloers op de vriendin van oom Reinier, maar daarvan komt ze snel terug.

En dan komt er nog een inwonende oma in het verhaal voor. Plus een oom, een tante, twee neven, vriendinnen van de drie zussen. Het eindigt met twee verloofde en een zeer succesvolle zus, die samen besluiten hun leven definitief te gaan beginnen. Nu het voorspel over is. Tja.

De schrijfster had er beter drie voorspellen van kunnen maken. Alle drie de zussen een eigen verhaal. En voor de duidelijkheid vader en moeder aanduiden als meneer en mevrouw. Dat zou het geheel een stuk leesbaarder hebben gemaakt. 

17 oktober 2017

Dansen is plezier voor twee

Het is nog steeds te leen in de bibliotheek, als ik de online catalogus mag geloven. Beschrijving van gezelschapsdansen vroeger en nu, zo luidt de omschrijving, waarbij veel verduidelijk wordt in de rijkelijk aanwezige kleurenfoto's.

Die beschrijving, het klopt helemaal. Eerst leende ik het boek geregeld in de bieb, later vond ik het voor een schappelijke prijs bij de Slegte. Ook al iets wat verleden tijd is. Iets leuks vinden bij de Slegte, nadat je het jaren eerder bij de bieb leende. De Slegte bestaat niet meer. Maar goed, dat is een ander verhaal.

Dansen is plezier voor Twee dus. Ik gebruikte het als naslagwerk om mijn Engelse spreekbeurt mee voor te bereiden, in de vierde van de havo. En later, op de bibliotheekopleiding, had ik het nodig om mijn diaserie mee te maken, als onderdeel van het vak audiovisuele media. Ik heb er heel wat foto's uit nagetekend. Uitvergroot, ingekleurd, kado gedaan of zelf gehouden. Want ik was dol op stijldansen, in die tijd.

Tussen 1987 en 1994 stond ik minimaal eens per week op de vloer, bij dansschool Bilderbeek. Om mijn chachacha nog maar eens uit te voeren of gezellig te kletsen tijdens een quickstep, waarbij mijn ene voet automatisch voor de andere ging. Nog altijd kan ik hele stukken uit het omvangrijke repertoire uit mijn hoofd. En bij al dat dansen hoorde dus een boek. Naderhand vond ik meerdere boeken over hetzelfde onderwerp. Maar zoals deze waren ze niet.

Dit is juist geen droge opsomming van pasjes, met getekende voeten en pijltjes. Geen lange lijst van figuren. Het zijn foto's en tekeningen, met daartussen een goed verhaal. Perfect om een spreekbeurt mee voor te bereiden, inderdaad. Of om te gebruiken als begeleidende tekst bij een diaserie. En natuurlijk, het is jaren tachtig. Zoals het toen op de foto stond, zowel de amateurs als de professionals, zo is het nu al lang niet meer. Maar het blijft wel heel leuk om te zien.

Een boek vol herinneringen. Heel letterlijk. Ik heb kasten vol met boeken, maar deze staat echt op de bovenste plank. Goed zichtbaar. Uitgegeven in samenwerking met de Federatie Dansleraren Organisaties, zo staat er in de catalogus verder. En er zit een literatuuropgave in. Daarmee is het nog een officieel naslagwerk ook. Een officiële organisatie die de verantwoording op zich wil nemen en een lijst met boeken om verder te raadplegen. Zo zijn ze zeker niet allemaal uitgegeven. Ik denk dat ik t maar weer eens ga opzoeken. Wie weet valt er nog wel wat na te tekenen.

02 oktober 2017

Je hoort bij hem Katrientje

Katrientje de Wit woont in een boerendorp, in een oude hoeve. De Kickers Bloem is een van de weinige boerderijen die niets heeft overgehouden aan de watersnood van 1953. Het staat op een terp, daardoor zijn alle bomen bewaard gebleven.

Ze heeft de HBS gedaan en daarna een knip- en naaicursus. Nu brengt ze haar dagen door met moeder helpen en haar eigen kleren maken. Plus die van wat familieleden. Of er vriendinnen zijn, van de HBS, welke vakken dat ze graag volgde, of ze favoriete leraren had, we komen het allemaal niet te weten. De HBS was een voorloper van het atheneum. Als meisje ging  je daar niet zo maar naar toe. En na je diplomering niets anders doen dan je moeder helpen en een korte cursus kleermaken, was toch meer iets wat je deed, als je al verloofd was. Maar dat is Katrientje nog niet. Al gaat het er wel van komen.

De kandidaat is Harmen Oostveen, een boerenzoon een eindje verderop in de straat. Hij heeft ook de HBS doorlopen. Zijn broer werkt al in het bedrijf van hun vader. Desalniettemin blijft er voor Harmen ook nog genoeg werk over. Al zal hij de boerderij nooit erven. Die gaat naar zijn broer Cor, die gaat trouwen met Tiny. Hij blijft er ook wonen. Harmen wil vooruit in het leven. Het liefst naar Canada. Emigreren, jawel, daar gaan we weer.

Natuurlijk moet Katrientje met hem mee. Al kan ze haar thuis eigenlijk niet missen. Dat spreekt toch voor zich. Wat doet een mening van een vrouw er toe. Zelfs het aanbod van vader De Wit, om zijn boerderij over te nemen, wordt door Harmen in de wind geslagen. Logisch toch?

Ze heeft er nog een logeerpartij bij haar broer in de Noordoostpolder voor nodig, om er achter te komen. Daar waar haar schoonzus Adrie in een koor zit en de knappe dirigent Katrientje het hof probeert te maken. Want ze is een verademing te midden van al die kakelende kippen, die niet eens wijs kunnen houden. Dirigent Van Bree moet haar er op wijzen, dat ze Harmen moet volgen. Waar ook ter wereld.

Bruiloften worden in een boerenschuur gehouden en kermis is er de grootste vorm van vermaak. Kinderen uit het dorp gaan met een HBS diploma op zak gewoon bij hun ouders op de boerderij werken. Als je getrouwd bent, moeten er kinderen zijn. Kinderloos zoals Adrie is een groot verdriet. Maar vier kinderen krijgen in vier jaar tijd, zoals Katrientjes zus, is ook niet zoals het zou moeten. In een dorp koop je geen bruidsjurk, die laat je je schoonzusje in elkaar zetten. En datzelfde meisje steelt de show op het bal in een sprei, waar ze met een paar steekjes een prachtige rok van weet te maken.

Het is allemaal heel rolbevestigend. O, er werd met elkaar getrouwd, dat klopt. En een meisje had verder niet veel meer te wensen als ze eenmaal een verloofde had. Maar een beetje meer aandacht voor haarzelf had Cok Grashoff haar toch wel kunnen meegeven. Illustrator Borrebach had Marilyn Monroe voor ogen, zo lijkt het wel. Het maakt Katrientje alleen maar nog ongeloofwaardiger.


11 september 2017

Een hart klopt voor Pepita

Ze heet eigenlijk Petri en ze woont op het platteland. Waar precies, dat wordt niet duidelijk. Wel, dat ze er heel snel weg wil. Ze heeft haar middelbare schooldiploma. Welk diploma, is niet opgeschreven. Dat ze erg veel lol beleeft met haar oud klasgenoten, dan weer wel. Zo begint het verhaal. Met een (te) lollige scène in de stationshal. Kennelijk komen ze met een heel stel van een feestje af. Of een vakantie, of allebei. Allemaal niet opgeschreven.

Petri is goed in fotograferen. Ze ontwikkelt haar foto's zelf ook. Als er in de buurt een vliegtuig neerstort - gelukkig zijn er geen gewonden - weet ze het belangrijkste slachtoffer op de foto te krijgen. Een prins van Maisoer. Waar dat dan ook liggen mag. Met die foto gaat ze naar een landelijk tijdschrift, waar ze prompt op ongeveer vaste basis een baan aangeboden krijgt. Niet op het hoofdkantoor in Amsterdam, maar in het kantoor in Den Haag. Daar woonde de schrijver / illustrator zelf en dat was dus makkelijker om op te schrijven.

Op aanraden van haar klasgenoot en goede vriend Max neemt ze Pepita als pseudoniem. Het is niet eens een pseudoniem, niemand noemt haar meer Petri. Ook Hans Borrebach zelf niet. Zijn hoofdpersoon transformeert in no time naar een stadse dame met rood gestickte lippen. Al was ze ook al vrijgevochten toen ze nog op het platteland woonde. Daar fietste ze ook gewoon met een volledig open blouse in de zon. En op een vrij plekje in de natuur ging ze zelfs helemaal topless liggen.

Die band met haar ouders, die in het eerste hoofdstuk nog zo goed was, wordt al snel verbroken. Petri / Pepita moet nu eenmaal die vrijgevochten vrouw uit Den Haag worden en dat moet snel gebeuren. Ze wordt ontslagen, neemt al snel ander werk aan, want haar foto's zijn o zo goed getroffen. Zelfs als het Kerst wordt bezoekt ze haar familie niet meer. Uiteraard komen er dan een stel vrienden binnenvallen op haar kamer. Vrienden die blijkbaar ook geen familie meer willen zien tijdens de feestdagen.

Het is al even geleden dat ik dat boek over Hans Borrebach en zijn illustraties kocht. Er staat ook een hoofdstuk in over de illustrator als schrijfster. Zijn boeken komen er niet als goed uit de bus. Dit is helemaal een Borrebach boek. Het gaat over fotografie, over zijn voorliefde voor meisjes die wat van hun lichaam laten zien, over Den Haag. En uiteindelijk eindigt het traditioneel, met een verloving.

Pepita verlooft zich namelijk met de 'prins', die ineens niet blijkt te bestaan. Het was Max, vermomd als prins. Omdat hij acteur wilde worden en zich toevallig als oosterse rijke heer had geschminkt. Of zoiets. En op het moment van de verloving realiseren ze zich allebei ineens de belofte aan hun klas. Toen, op het station. Toen ze afspraken, elkaar over een jaar weer te treffen. Dat jaar is nu precies voorbij. Gauw naar dat café dus. Einde.


31 augustus 2017

Jong in de jaren tachtig

Het werd nog even gauw zomer, dit weekend. Met temperaturen, waarbij je alleen dat doet wat heel hard nodig is. Voor de rest is het vooral veel in de zon zitten. Met een gemakkelijk boek. Ik koos voor de serie van Jeugdhotel de Witte Hengst. Een serie van zes delen, waarvan ik er intussen vijf besproken heb in deze blog. Het zesde deel ontbreekt helaas nog steeds aan mijn verzameling. Waar het over zal gaan, weet ik wel. Of, althans, ik heb een vermoeden.

Al lezende in die vijf delen, bedacht ik me, dat de jaren tachtig ook al wel even geleden zijn. Dat de tieners van toen intussen veertigers zijn. En misschien zelf al wel weer dochters in die leeftijd hebben. Met die boeken van toen hoef je bij de meiden van nu niet meer aan te komen. Tenzij je dochter er eentje is, zoals ik vroeger was. Iemand die vragen stelt, waar niet direct een antwoord op is te geven. Mam, hoe ging dat dan, toen jij jong was?

Aan dat soort dochters geef je dan een of meer boeken van Helen Taselaar. Dat kan de serie over de Witte Hengst zijn, maar Picadero of  De Wildhof mag ook. Wat in al die boeken namelijk heel duidelijk naar voren komt, zijn de jaren tachtig. Met een heel klein tikje naar de jaren negentig. Zo ging dat toen, toen mamma zestien was. Niet helemaal, maar grotendeels wel. 

Romantische muziek kwam van een cassettebandje of een LP. En iemand die heel veel geld had gespaard of iets bijzonders wilde, kocht een CD speler. Uitgaan deed je in een discotheek, die om negen uur open ging en om één uur 's nachts weer dicht. Een auto had je nog niet. Als je een rijbewijs had, mocht je er een lenen, van je ouders. Die eigen auto kwam er pas als je werk had, maar zelfs dan nog niet meteen. 

De man van je dromen leerde je kennen rond je twintigste, als je al even van school af was. Hij had het allemaal al beter voor elkaar. Op jullie eerste serieuze afspraakje nam hij je mee naar een restaurant. Jij had je nieuwe kleren aan getrokken. Die ruimvallende bandplooibroek, bijvoorbeeld, met die pas nog zelf afgebreide trui. Of die nieuwe geruite blouse, met een riem, boven een broek van ribfluweel. Je oogschaduw heeft alle kleuren van de regenboog en je haar zit ook al ruimvallend, al dan niet met permanent. De tekeningen van Herry Behrens geven het perfect weer.

Zo waren de jaren tachtig. Precies die kleren droeg je moeder. Naar dat soort discotheken ging ze. Zo leerde ze je vader kennen. Alleen dat van die baan, op kantoor. Die kreeg je ook in de jaren tachtig al niet meer met alleen maar middelbare school. Ook toen moest je nog minstens een beroepsopleiding volgen. Maar voor de rest klopt het allemaal. Dat jeugdhotel is een perfect tijdsbeeld geworden. 

28 augustus 2017

De koek is op

Deze blog bestaat inmiddels al ruim acht jaar. In het begin was het wennen, maar al gauw schreef ik met gemak vier posts per jaar. Ik hoefde er niet eens iets voor te lezen. De boeken waar ik het over wilde hebben, had ik zo vaak gelezen, die zaten inmiddels wel in mijn hoofd. Inmiddels moet ik daadwerkelijk iets uit de kast pakken en naslaan, voordat ik er ook echt iets over kan plaatsen. De voorraad is groot genoeg. Voorlopig schrijf ik nog wel even door. Dat bedoel ik ook niet, met die koek.

Het gaat in dit geval om Deventer. Die stad die, behalve om de boekenmarkt, ook bekend staat om zijn koek. Erg lekkere overigens. Zeker een aanrader, als je de stad bezoekt. Ze hebben er niet alleen een winkel, er is ook een schattig cafeetje bij. Maar dat ter zijde. Ik heb geen horecablog... ;-) 

Begin augustus was dus weer de Deventer boekenmarkt en die koek is nu echt op. Wat mij betreft dan. Ik heb de markt alles bij elkaar toch wel twintig keer bezocht. De insteek wisselde met de tijd. In de jaren negentig was er voldoende aanbod voor me, maar had ik geen geld. Daarna werd het: er is nog steeds voldoende aanbod, maar ik heb er het gevraagde geld niet voor over. En de laatste jaren was het steeds meer: ik zou er best wat geld voor over hebben, als er maar aanbod was. 

De boekenmarkt wordt nog steeds goed bezocht, maar druk is het al lang niet meer. Geen lange slierten mensen vanaf het station naar het centrum. Niet meer drie rijen dik voor elke kraam. Ik ging met dertig graden plus en met vijftien min. In de brandende zon, de stromende regen en in die vier 'lokale buitjes' van een paar jaar geleden. Dit jaar nog met de enige regenbui van die dag, in het hele land. Het maakte me lang niets uit. Maar nu is de koek echt op.

Je gaat ten slotte naar een boekenmarkt om er ook daadwerkelijk boeken te kopen. Op zijn minst één. En zelfs dat lukte me al een poosje niet meer. Omdat ik geen stripboeken spaar. Geen Pinkeltje, geen Arendsoog. Geen boeken van na de eeuwwisseling. Geen onverkoopbare Readers Digest edities uit de jaren zestig. Omdat ik de serie van Goud-Elsje al lang geleden wist te completeren. Omdat er nog wel méér schrijfsters bestaan van meisjesboeken dan Leni Saris, Cissy van Marxveldt en Sanne van Havelte.

Misschien moet ik me toch maar eens echt in Marktplaats gaan verdiepen. Want er moet toch nog genoeg zijn, wat ik zou willen hebben. Ik vind het alleen niet meer in Deventer. 

23 juli 2017

Mieke van de Rozenlaan

Mieke zit in het laatste jaar van de lagere school. Ze heeft een moeilijke achternaam: Jonquière. Het is een Franse naam. Haar opa kwam uit Frankrijk. Broer Claude is naar hem vernoemd. Dan is er nog de iets jongere broer Flip en het nakomertje, babyzusje Louise, die Loulou genoemd wordt. Mieke's vader is leraar oude talen op het gymnasium. Moeder is huisvrouw, maar dan wel een met een hulp. Financieel is er dus niets te klagen.

Het verhaal speelt zich af in 1946. Net na de oorlog. En dat blijkt uit het hele verhaal. Het snoep is nog op de bon. Er zijn verhalen van bomen die gekapt werden bij gebrek aan brandstof in het laatste oorlogsjaar. Er komt een Joods meisje in voor, dat onder een andere naam heeft weten te overleven. Mieke's vader heeft ondergedoken gezeten. Klasgenootjes gaan bij oud onderduikers op vakantie.

Sinds een poosje is Mieke bevriend met Ada, die een slechte invloed op haar heeft. Mieke wordt er jaloers om. Bovendien verwaarloost ze haar vriendin Josje, die kinderverlamming heeft en niet meer naar school kan. Mieke komt gelukkig bijtijds tot inkeer. Ze herstelt haar vriendschap met Josje. En Ada is inderdaad geen goede partij voor haar. Dat blijkt, wanneer Mieke's moeder met Ada's moeder gaat praten.

Het slechte gedrag van Ada is gedeeltelijk te verklaren, aldus de schrijfster. Want we lezen, dat Ada's vader met zwarte handel een fortuin verdiend in de oorlog. Nu nog verkoopt hij snoep in het illegale circuit. Daarom kan de familie nu op stand leven. Maar eerlijk verdiend is het allemaal niet. En dan blijkt Ada ook nog van haar vader te te stelen. Moeder weet zich met haar brutale dochter geen raad.

Mieke gaat haar zomervakantie beleven. Josje komt logeren. Mieke krijgt een nieuw vriendinnetje. Non, het uit Indië teruggekeerde kleinkind van de buurvrouw. Broertjes Flip en Claude hebben ook vriendjes in de buurt, die komen spelen. Er zijn belevenissen rondom het huis. Maar over Ada geen woord meer. Die lijkt ineens wel van de aardbodem verdwenen. Er is nog één mededeling. Ada zou binnenkort misschien naar Amsterdam gaan verhuizen. Mieke hoopt het maar.

Door haar vriendschap met drie heel verschillende meisjes komt Mieke herhaaldelijk in conflict met zichzelf, aldus een officiële samenvatting, maar met steun van haar ouders en haar geloof vindt ze toch steeds de 'goede' weg. Dan volgt er nog een persoonlijke recensie. Zoetsappig braaf verhaal, waarin het protestants christelijk element een grote rol speelt, af en toe zelfs licht discriminerend. Alles wordt wel erg zwart-wit afgeschilderd.

Een duidelijk oordeel, dat ik in de recensies van de latere drukken van Goud-Elsje nooit heb terug gezien. En de recensent had gelijk, wat mij betreft. Mieke lijkt, dankzij de illustraties van Rie Reinderhoff, op Els en op Annewieke. Maar wat verhaal betreft niet. Dit werd voor het eerst uitgegeven in 1949. Misschien had Max de Lange nog veel last van eigen nare herinneringen aan de oorlog. En heeft de dat in een kinderboek van zich af proberen te schrijven. Ze had het beter niet kunnen doen. 

14 juli 2017

Eén van de zes

Dit is geen titel van een meisjesroman of kinderboek. Deze blog gaat over Bredevoort Boekenstad. Of, beter gezegd, het einde van Bredevoort Boekenstad. Want van wat in 1993 begon als het Nederlandse alternatief van Hay-on-Wye in Wales en het Belgische Redu was al jaren niet veel meer over. Maar nu is het dan ook officieel einde verhaal. Letterlijk. 

De boekenstad is voortaan een van de zes kwaliteiten, aldus de Gelderlander. De andere vijf zijn historie, kunst en cultuur, groen, machten en gastvrijheid. Dat is samen zes, mits je kunst en cultuur als één kwaliteit wil zien. Enfin. Ronkende ambtenarentaal voor een dorp, dat op sterven na dood is. Ik heb er jaren achtereen de boekenmarkten bezocht en zag het minder worden. 

Bredevoort is met het openbaar vervoer nauwelijks te bereiken, daarom kwam er speciaal voor de Boekenstad een treintaxi halte voor een verbinding met station Aalten. Die treintaxi rijdt al lang niet meer. De in 1993 opgerichte Stichting hield in 2010 op te bestaan. De gemeente besloot het over te nemen, maar slaagde daar niet in. Er verdwenen steeds meer antiquariaten. Ook de Rabobank besloot de enige pinautomaat in het dorp te sluiten. Wie nu nog contanten wil hebben, moet vijf kilometer omrijden, of zoiets. 

Er zijn tijden geweest dat er verkeersregelaars nodig waren om het bezoek in goede banen te leiden. En ineens hadden die niets meer te doen. Waren er weilanden afgezet om auto's in kwijt te kunnen. Auto's van bezoekers, die niet kwamen. Was de file, het dorp uit tot aan het eerstvolgende stoplicht van de provinciale weg, verdwenen als sneeuw voor de zon. En was er vooral geen fatsoenlijk boek meer te vinden. 

Wat er overbleef aan handelaren, dat ergerde me alleen maar. Dat was het type dat dacht goud te hebben. Zes delen van de in totaal zestien delen tellende encyclopedie Het leven der dieren aanbieden, bijvoorbeeld. Een standaardwerk in de jaren zeventig, achterhaald in de jaren tachtig, in de uitverkoop in de jaren negentig. Anno nu wordt je er op Marktplaats mee doodgegooid. Een antiquariaat vroeg er twee jaar geleden nog € 250 voor. En dan was je dus niet eens compleet. Natuurlijk wordt zoiets niet verkocht.

In diezelfde winkel lag deel 2 van de in totaal tien delen tellende Goud-Elsje serie. Een reeks die eindeloos is herdrukt en die je al jaren op allerlei markten kunt aanschaffen. Terwijl ik net na oorlogse exemplaren al kocht voor € 2,50, dacht deze meneer voor een jaren zeventig editie nog vrolijk € 12,50 te kunnen vragen. Veel succes.

Maar nu is het dan afgelopen. Trouw wijdde er in 2015 al een artikel aan. Uiteraard was alles de schuld van internet, aldus de boekhandelaren. Zelf heb ik nooit een boek op internet gekocht en dat zal ik ook nooit doen. Ik wil er doorheen bladeren, voor ik het koop. En geen zes euro extra verzendkosten betalen voor iets wat ik nog niet heb gezien. Ik blijf hopen op mazzeltjes op een markt. Wie weet.

22 juni 2017

Treinstellen plan T en V

Het boekje zelf is pas een jaar geleden verschenen. Het onderwerp is echter al meer dan vijftig jaar oud. Daarom past het prima in deze blog. Een verzameling plaatjes met praatjes over een trein die van 1964 tot en met 2016 door het Nederlandse landschap heeft gereden. De NS was deze trein, in de jaren zestig. En zeventig. En tachtig. En negentig. Want ja, hij heeft veel langer gereden dan voorspeld.

Het was decennialang het materieel voor de schrootlijn. Want zo heet het traject Zwolle-Roosendaal in de volksmond. Alles wat trein is en wat nergens anders meer mag of kan rijden, dat kan altijd nog tussen Zuidwest en Noordoost Nederland worden ingezet. Ik heb geregeld stukjes van dit traject gehad, in precies deze trein. Van Nijmegen naar Tilburg, van Tilburg naar Breda, van Tilburg naar Arnhem. Meestal in dit soort oude bakken.

Apekop, was de bijnaam. Ik dacht altijd dat het hondenkop was. Maar dat blijkt die trein te zijn die tien jaar eerder werd gemaakt en er best op leek. Op de foto's in en op het boekje ziet die apekop er fraai uit. Van binnen was het allemaal minder mooi. Spartaans, zelfs. En het werd steeds erger ook. Doorgezakte stoelen, ramen die niet open konden. Herrie. Trillingen. Veel te heet gestookte verwarming in de winter. Oud, oud, oud. Veevervoer.

Maar die tijd is dus voorbij. Er werd zelfs een grootse afscheidsrit georganiseerd. Kijk maar eens op YouTube, op mat64. Dat is dan weer de zakelijke afkorting van het treintype. Er is veel over gefilmd. Erg leuk is ook het interview-met-filmpje uit het Reformatorisch Dagblad. Frank Scharloo was achtereenvolgens schoonmaker, conducteur en machinist van de trein en legt ons lezers en kijkers het een en ander uit. En dat doet hij enthousiast. Je zou zó met hem mee op pad willen. Hij was ook een van de organisatoren van de afscheidsrit van de trein.

Als je m nu nog wil zien, dat icoon van de spoorwegen, moet je naar het museum in Utrecht, want daar staat ie nu. Maar je kunt ook dit boekje kopen, Over de ontstaansgeschiedenis. Met heel veel foto's. Over de trein die in de jaren zestig in het groen begon en in de jaren zeventig langzaamaan geel werd. Geschreven door iemand die minstens zo enthousiast is als machinist Scharloo. Nog gewoon te bestellen. Of te koop in een betere boekhandel. Zelf schafte ik het aan in een winkel voor modeltreintjes, waar ik toevallig was.

Een stukje jeugdsentiment. Om te lezen hoe de meisjes van Borrebach zich moeten hebben verplaatst. In de Randstad dan, want zoals altijd begon de trein in de jaren zestig zijn diensten daar. Eenmaal in Roosendaal aangekomen waren de meisjesboeken uit de tijd. Maar deze trein nog niet. Die zou het een poosje langer volhouden.

15 juni 2017

Op naar de toekomst, Vickey!

Vickey maakt nog wat pret in het laatste jaar, doet eindexamen HBS, gaat op zoek naar een baan en krijgt ten slotte een aanzoek van haar buurjongen Roel ter Kuile, die terug is van een jaar Amerika.

Zo staat het ten minste in de flaptekst van het boek. De werkelijkheid is iets anders. Chaotischer. Van Arja Peters werd wel eens gezegd door recensenten, dat ze een veelschrijfpen had. En dat was niet positief bedoeld. Je zou het ook kunnen zeggen van dit derde deel uit de Vickey serie. Dit is slordig geschreven en er is niet kritisch naar gekeken. Niet door de schrijfster, ook niet door een redacteur.

Afgaande op de titel en de flaptekst zou dit het laatste deel moeten zijn. Einddiploma en een huwelijksaanzoek op zak, klaar voor een bestaan als huisvrouw. Maar er zouden nog twee over Vickey volgen, na dit deel. Wat het verhaal dan wel is?

Ja, er worden grapjes gemaakt in de klas. Zo is er een ontstellend flauw hoofdstuk over een bloemenkrans voor een leraar. Het had een bloemstuk voor zijn verjaardag moeten worden, maar het blijkt meer een rouwkrans te zijn. Vickey is de aanstichter van het geheel. Ze krijgt straf. Maar wat en hoe precies, wordt niet duidelijk. Haar zus Niki blijkt zwanger, net na de mededeling dat zus Rina een baby verwacht. Zo maar van het ene op het andere moment zijn beide zussen vervolgens bevallen. Tussen de mededeling en de geboorte van een kind zit toch wel een maand of zes, in het algemeen. Hier lijkt het wel plotseling te gebeuren, allemaal.

Vickey is ook zo maar geslaagd, ergens aan het einde van het boek.
Ik bezit veel meisjesboeken. waar een eindexamen in wordt beschreven. Daar staat altijd het vele leren in, de stress, iets over de examinatoren. Hier blijft het bij de mededeling dat ze hard zal moeten werken. En ze zegt achteraf, de domste van de klas te zijn geweest. Het moet haar dus heel wat moeite hebben gekost, maar je leest er niets over. Er komt een fuif, waar de hele klas mag komen, plus twee jonge mannen die ze 'ergens' heeft leren kennen.

Klasgenoot Rudi doet haar een huwelijksaanzoek. Haar beide vrienden, Jules en Peter, ook. Allemaal op diezelfde klassenavond, het feestje thuis. Vickey wijst ze aan de lopende band af. Aan het eind van het verhaal arriveert Roel. Hij is terug uit Amerika. Ze biecht hem de drie aanzoeken op en vertelt hem van de afloop er van. Hij weet haar een kus te ontlokken, maar daar blijft het dan ook wel bij. Het zou ook weinig eervol zijn geweest, als Roel haar nu óók nog ten huwelijk had gevraagd. Als ze al drie keer een aanzoek afwijst, zit de kans er dik in, dat ze hem ook af zou hebben gewezen.

Die toekomst, de baan, waar op de flaptekst nog over gesproken wordt, zo ver is het allemaal nog lang niet. Het examenfeest is nauwelijks afgelopen als het verhaal uit is. Alsof Arja Peters zich op het laatste moment realiseerde, dat ze nog een nieuw deel in petto had voor Vickey. Er moest nog een reis naar het buitenland gemaakt worden. Samen met een van de HBS-vriendinnen. En zulke dingen doe je niet meer als je eenmaal verloofd bent. Dus moet Roel nog even in de ijskast.

22 mei 2017

Nelleke's opvoeding

Lovende recensies, op de flaptekst, maar dat zegt niet zo veel. Een uitgever zal net zo lang zoeken tot hij positieve oordelen gevonden heeft, om op de binnenkant van het omslag te plaatsen. Zelf denk ik er toch iets anders over. Nelleke's opvoeding is in één woord samen te vatten: sentimenteel. En dan niet sentimenteel, omdat het al zo lang geleden werd uitgegeven. Nee, sentimenteel als in: tranentrekker.

Het boek werd in 1939 voor het eerst uitgegeven, toen nog geïllustreerd door Rein van Looy. In de jaren vijftig werd het herdrukt, zonder illustraties, maar mét een foto omslag van Hans Borrebach. Dat is de reden, dat ik het aangeschaft heb. Borrebach tekende talloze omslagen, maar zijn foto omslagen zijn zeldzaam. Op de andere kant van de flaptekst wordt er door de uitgever dan ook speciaal melding van gemaakt. Een serie met foto omslagen.

Het verhaal gaat over Nelleke van Haaren. Haar moeder is bij haar geboorte gestorven. Ze blijft achter met haar veel oudere broer Kees en haar vader. Vader hertrouwt en komt na een paar jaar ook te overlijden. Op dat moment begint het boek. Nelleke is een meisje van een jaar of tien, Kees een student van tweeëntwintig. Op verzoek van vader neemt hij de voogdij van Nelleke over. Hun stiefmoeder is maar een passante op de achtergrond. Een vrouw die haar best doet, maar geen liefde kan geven.

Kleine Nelleke krijgt niet alleen steun van Kees, ook zijn studievriend Jan wordt al gauw haar vertrouweling. Ze maken kennis met Jan's familie in Friesland, die broer en zus een warm thuis bieden.

Ze doorloopt de HBS, heeft geen noemenswaardige vriendinnen of vrienden. Kees wordt, net als Jan, dokter en trouwt met Mies. Een hartelijk meisje. Nelleke mag logeren bij de familie van Jan, bij de familie van Mies en gaat op zomerkamp. Maar onder alles door blijft er steeds Jan. Jan, die naar Indië moet, maar na een paar jaar weer terug keert. Zijn vader heeft een zware hartaanval gehad, die hij maar ternauwernood overleefd heeft. En voor moeder Van Haaren komt er een nieuwe man.

Een andere eenzame ziel, zo wordt hij genoemd. Twee eenzame zielen die zich met elkaar troosten. Dat was kennelijk ook een basis om een huwelijk op te sluiten. Nelleke rondt de HBS af. In de vijfde klas slaat ze nog een nadere kennismaking met klasgenoot Frank af. En tijdens de bruiloft van Kees laat ze blijken in flirten geen zin te hebben. Het is dan al Jan, en die wordt het ook.

Ze wil een mooi huis voor samen. Waar ze kan handwerken en Jan kan studeren. En, als het even kan, moeten er ook heel gauw kinderen komen. Einde. Hoe een student van even in de twintig levenslang betoverd raakt door een meisje van tien. En hoe dat meisje blijkbaar ook geen behoefte heeft aan iemand of iets anders. Zulke dingen verzin je niet. Toch werden ze uitgegeven.

12 mei 2017

Ik kan zelf repareren en maken

De eerste drie drukken heetten nog Ik kan het zelf. Vanaf de vierde editie is daar dus aan toegevoegd wat precies. Repareren en maken dus. Een practisch handboek, zo begint de ondertitel. Met daar onder, in kleinere letters, voor allen die in of om het huis iets willen repareren of maken. Als auteur staat vermeld: Geert Bak. Zijn functie staat, alweer in kleinere letters ook op de titelpagina. Een leraar aan de Lagere Technische School te Schagen.

Daarmee is de toon gezet. Dit boek uit de Ik kan serie is er eentje voor mannen. Sterker nog, in de inleiding staat een paragraaf die De vrouw en "ik kan het zelf" heet. Schrik niet. Was m'n man er maar! Maar die is aan zijn werk. Weet u mevrouw, dat in z'n gereedschapskastje zo'n klein schroevendraaiertje ligt? Pak het toch en demonteer die stekker eens. 

Met andere woorden, dat soort kleine klusjes moet u  net zo goed kunnen uitvoeren. U kunt ten slotte niet alles aan uw man overlaten. Die heeft zijn werk. Dat u de kinderen heeft en het voltallige huishouden, daar heeft dit boek het niet over. Maar dat geeft niet, daar heeft Sijthoff andere boeken voor uitgegeven. Koken, huishouden, kinderen opvoeden. Ik besprak ze allemaal al eerder. Ook hier weer mooie gekleurde platen. Reclames en tekeningen, die de uitleg nog duidelijker maken.

Er is opnieuw een uitgebreide inhoudsopgave en ter afsluiting een groot alfabetisch register. Van Aambeeld tot Zwei. Hoofdstukken over het Huis en zijn omgeving, Gereedschappen, Sanitair, De Fiets, De Bromfiets. Alleen al door deze inhoudsopgave en de paragraaftitels er van te lezen, krijg je de indruk dat in de jaren zestig alles nog zelf te repareren en te maken was. Tot aan Vulpennen en een Papierbak aan toe.

Misschien was het ook wel zo. Ik ben niet alleen een liefhebber van oude boeken, ook oude auto's vind ik leuk. Soms zie ik na afloop van zo'n rit nog wel eens een oldtimer met zijn motorkap open staan. Dan kijk ik er in. Het ziet er allemaal zo simpel uit. Alles binnen handbereik. En ja, ik ben een mevrouw die nauwelijks een schroevendraaier aanraakt. Ik wacht braaf tot mijn man thuis is. Niet met alles hoor. Een schroefje vastzetten of een nieuwe lamp indraaien kan ik zelf ook nog wel.

Zo'n oude auto, ik zou er echt niet aan beginnen, maar het geeft wel een mooi beeld van het materiaal uit de jaren zestig weer. Alles leek inderdaad maakbaar. Er hoefde niets vervangen te worden omdat het stuk was. Repareren, want weggooien is zonde. Kom daar nu maar eens om. Zelf repareren en maken, dat begon als knutselen. Kleine jongens, die onder leiding van vader spelend leerden. Ook daarvan verscheen een Ik kan boek. Wordt dus vervolgd.

06 mei 2017

Op dansende voeten

Conchita heeft een Nederlandse vader en een Spaanse moeder. Haar ouders hadden een verstandshuwelijk. Moeder bleef ook na haar trouwen een gevierd balletdanseres. Zelfs nadat ze Conchita, voluit Bernardina Conchita, had gekregen. Dat wordt in het boek tot vervelens toe herhaald. Angelita Alvaredo - met de v uitgesproken als een b - een danseres zoals ze maar zelden voorkomen. En nu moet Conchita in haar plaats komen. Dat is niet eens een poging, nee, dat is een wet. Dat gaat gewoon gebeuren.

Op de middelbare school heette ze nog gewoon Berry. Toen was ze Nederlands. Maar nu, nu wil ze met de familie van haar vader niets meer te maken hebben. Haar ouders zijn overleden bij een vliegtuigongeluk en ze krijgt een jongere broer van haar vader als voogd. Die legt het er duimendik bovenop dat hij haar liever kwijt dan rijk is. Iets dat Conchita meteen begrijpt. Ze vertrekt naar een kamer in Amsterdam, waar ze haar balletlessen voortzet. En even later vindt ze samen met Mieke een tweepersoons onderkomen bij een hospita.

Mieke danst ook, maar bij de revue. Een wereld van roddel, achterklap en hard werken. Mieke mag blij zijn met een bescheiden bijrol in de voorstelling, voor Conchita gaan natuurlijk meteen alle deuren open. Denkt ze. Want zo blijkt het niet te zijn. De directeur van de balletschool waarschuwt haar er voor. Ze is bovendien hopeloos achter met het betalen van lesgeld. Er komt een baantje bij een internationaal balletgezelschap. maar dan blijkt ze helemaal niet zo talentvol. Ze wordt er al snel weer ontslagen.

Conchita leert Erik kennen. Een journalist, die als taak heeft balletmeisjes onder haar hoede te nemen. Dat is natuurlijk maar ten dele waar. Hij komt vooral voor Conchita, maar die wil niets van hem weten. Nou ja, een beetje vriendschap. Ze besluit onder haar echte naam als vrij danser aan de slag te gaan en zo komen ze elkaar dan toch weer tegen.

Er is nog iets met een impressario, die zwendelaar blijkt te zijn. Dan beseft Berry / Conchita dat ze nooit een goed danser zal worden. Dat ze ook niet zo'n huwelijk wil als haar ouders. Bij haar moet liefde op de eerste plaats komen, niet de kunst. Voor haar geen leven in armoe meer, van gage naar gage. Van slecht eten en van haat en nijd onder elkaar. Dat besef verbaast zelfs Mieke.

Over haar voogd geen woord meer. Ze moet toch ook nog Spaanse familie hebben. Maar niemand lijkt zich om haar te bekommeren. Alsof er niets anders is dan de vriendschap met een collegaatje en een man. Voor de rest lijkt het wel Alleen op de wereld, omgeven door balletdansers, leraren en sluwe vossen die op haar geld uit zijn. Uitgegeven in de Zonne-reeks en later nog eens als Witte Raven.

Ik ken Guus Betlem / Freddy Hagers als realistisch schrijver, met hier en daar een vrolijke noot. Dat is dit verhaal absoluut niet. Nee. Hij kon absoluut beter. Maar misschien was dit op verzoek van zijn uitgever. Ook in de jaren zestig droomden meisjes al graag weg bij verhalen over beroemd worden. En dat werd ook toen al uitgegeven. Zolang de moraal maar overeind bleef: roem is vergankelijk. Zorg voor het echte leven. Een man voor wie jij de enige bent en voor wie je alles opgeeft.

30 april 2017

Vickey belandt in de vijfde

Over hoe een meisje na veel capriolen toch nog in de examenklas van de HBS belandt. Het had zo maar de ondertitel van het tweede deel van de Vickey reeks kunnen zijn. Er zijn vriendinnen, er is plezier en er zijn leraren die je meestal niet bevallen. Er is een nieuwe leraar, die niet voor niets met zo veel tamtam geïntroduceerd wordt.

Ditmaal geeft hij wiskunde. Hij is kaal en heeft een baard,  die hem meteen de bijnaam de sik opleveren. Om vervolgens ook maar meteen niet meer bij zijn naam te worden aangesproken door de schrijfster. De Sik is vreselijk. En als Vickey hem betrapt op een rendez vous met haar zus Rina wordt het er al niet veel beter op. Het is niet eens alleen zoenen,  nee, het is verloven. Een leraar in de familie. En wat voor een.

Arjan Peters moet Joop ter Heul goed gelezen hebben, toen ze dit schreef. Vickey is Joop en Rina de  vervelende zus Julie, die zich met Joop's leraar Smidt verloofd. Julie en Joop konden elkaar niet uitstaan, tussen Vickey en Rina is het ook steeds ruzie. Met dat verschil dat de zwager van Joop al snel heel aardig wordt. Deze aanstaande van Rina, die zeker vijftien jaar ouder moet zijn, blijft een saaie pief.

Zus Niki moedert ook in dit deel over haar jongste zus. En zwager Bob speelt voor vader. Dat alles bij gebrek aan ouders. Want die leven dus niet meer. En dan is er nog de familie Van der Kuilen. De nette buren, met hun grote villa. Hun zoon Roel is een negen jaar oudere plaaggeest. Hij is bijzonder goed met de familie Lengten bevriend, maar nog het meest met Vickey. Niet meer dan dat. Vickey is ten slotte pas zestien. Er moeten nog heel wat meer capriolen plaatsvinden voordat haar koste gekocht is en ze met Roel zal trouwen. Er zijn nog geen verwijzingen in die trant mar de toon is gezet. Op naar deel 3.

14 april 2017

De eerste halte

Een origineel boek voor bakvissen, zo noemt de Nieuwe Leidsche Courant het, in 1939. Een verhaal over de verdere lotgevallen van Lenie, Rita en Els. De eerste halte is inderdaad deel II van iets. Het staat er met potlood bij geschreven, in het exemplaar dat ik kocht.

Wat de titel van het eerste deel is, heb ik niet kunnen achterhalen. Ik kende de naam van de schrijfster, daarom kocht ik het boek. Van de uitgever, Meinema in Delft, had ik nog nooit gehoord. En ook d de naam van de illustrator, Adri Alindo, zei me niets.

Meinema blijkt nog steeds te bestaan. Ze maken sinds 1989 onderdeel uit van Boekencentrum uitgevers en richten zich voornamelijk op moderne theologie, spiritualiteit, zingeving en liturgie. Dit verhaal, wat dus vijftig jaar eerder verscheen, heeft inderdaad een Christelijke inslag. Een, die ik niet ken uit de latere verhalen van Betty van der Plaats. En Adri Alindo, is een pseudoniem van Adriana Palingdood. Als mijn echte naam zo luidde, had ik ook een pseudoniem verzonnen. Maar ook onder haar eigen naam zegt ze me niets.

Het verhaal gaat inderdaad over Lenie, die pas getrouwd is en zorgzaam huisvrouw speelt voor haar man Alex. Voor ze trouwde was ze onderwijzeres. Maar dat doet nu allemaal zo relatief aan. En het gaat over Rita, die verpleegster is. Over hun zus Els, die op kamers gaat als laborante. Er wordt nog een Joop in genoemd, die niet verder wordt uitgewerkt. En een flamboyante Joost, die de meisjes het hart op hol brengt maar intussen zo weinig serieus is.

Lenie, dat is bijna het omgekeerde van Nel. Lenie, die begint met een feestelijk bereid maal ter ere van haar eerste trouwdag. Els, die op kamers gaat. Een baan in het onderwijs. De Christelijke ondertoon. Het zoeken naar bezigheden en het vinden van een goede balans in het huwelijk. Het deed me allemaal heel erg aan Goud-Elsje denken.

Daar zit behalve een Els ook een zus in, die Riet heet. Riet, die onderwijzeres wordt en op kamers gaat. Daar heet een broer Joop. De toon is Christelijk en mannen moeten iets presteren, willen ze je waard zijn. Max de Lange had haar eerste deel al langer op de plank liggen, maar het zou, om de oorlog, pas in 1946 verschijnen. Dit boek verscheen er net vóór. Max de Lange moet zich hebben laten inspireren door dit boek van Betty van der Plaats. En dat eerdere deel, waarvan ik dus de titel niet weet. Misschien komt dat nog wel eens in mijn bezit. Constateer ik, al bladerend, hé, dat is het eerste deel van... Het is me al vaker overkomen.


Wat mij betreft slaagde Max de Lange er beter in, van haar Els, Riet, Nel en Joop een serie mooie verhalen te maken. Met betere tekeningen ook. Ze zouden een stuk langer mee gaan bovendien. Maar een vermoeden hebben gekregen waar ze haar inspiratie vandaan haalde, maakt me toch nieuwsgierig.







07 april 2017

Fietsclub Krap bij Kas gaat over de grens

Herry Behrens maakte weer een mooie omslag. Ina en op de achtergrond Irene, Anneke en Roelien zijn duidelijk de grens over. De omgeving is niet Nederlands meer. Waar ze precies zijn wordt niet duidelijk. De tekst op de achterkant helpt je als lezer ook niet verder. Vakantietijd! Fietsclub "Krap bij Kas heeft de plannen voor een nieuwe fietsvakantie al gesmeed. zo begint het. Dat is niets nieuws. Zo zijn de vorige drie delen in deze serie ook begonnen.

Nu, dat belooft weer wat te worden. Bovendien is voor het eerst de clubkas goed gevuld, dus niets staat Anneke, Ina, Irene en niet te vergeten de vrolijke Roelien, meer in de weg. Na de laatste goede raadgevingen van hun ouders gaan de vriendinnen van start en bepakt en bezakt trappen zij richting de grens, op naar het zonnige zuiden...

De volger van deze serie is er niets mee opgeschoten. Waar gaat het verhaal dan precies over? Heeft de redacteur, die deze tekst schreef, zélf het verhaal wel gelezen? Maar misschien was dat ook wel de bedoeling. Niet te veel prijsgeven van de inhoud, zodat de lezers het vanzelf gaan kopen.

In het vorige deel hebben de dames twee Franstalige Belgen leren kennen, die de wielersport beoefenen. Ze hebben er vriendschap mee gesloten en gaan hen opzoeken. Ze logeren in een oud kasteeltje. De Limburgse zusjes Ploeger gaan met hen mee. Het zijn echte vriendinnen geworden, toch komen ze op het omslag niet voor. De dames nemen deel aan een wielerwedstrijd, die ze uiteraard winnen.

Krap bij Kas bestaat uit vier meisjes van onbekende leeftijd, aldus een recensie. Dat heb ik me inderdaad ook altijd afgevraagd, toen ik het als twaalf, dertien jarige voor het eerst las. Hoe oud zijn ze nou eigenlijk? Oud genoeg om zelfstandig op pad te gaan. Ze spreken allemaal behoorlijk Frans ook. Zestien? Zeventien? Je komt er niet achter, want nergens wordt over school gesproken.

Die wielerwedstrijd, daarvan is van te voren al bekend dat ze zullen winnen. Voorspelbaar, evenals de andere belevenissen. Ook daar was ik het zelf in de jaren tachtig al mee eens. Dat het wel allemaal heel toevallig is, dat de meiden een wedstrijd winnen als ongeoefende vrouwelijke scholieren, tegenover mannelijke semi profs.

Zoals in zo veel van dit soort series is er binnen het groepje een meisje dat intelligenter, ondernemender, meevoelender is dan de anderen, zo staat er ook nog. Daarmee wordt waarschijnlijk Roelien bedoeld. Irene is te brutaal, Anneke te verlegen en van Ina verneem je gewoon niet zo veel. Dat is de bladvulling. Maar ook Roelien's karakter is niet verder uitgewekt.

Wee zouden het als lezers ook niet meer te weten komen. Dit werd het laatste deel over de fietsende meisjes. Yvonne Brill was waarschijnlijk al weer bezig aan haar volgende boek voor Kluitman. Ze zou er zo tientallen schrijven. Wordt daarom misschien toch nog vervolgd.

20 maart 2017

Marja houdt de zonkant

Marja van Dam's moeder is overleden. Marja woont in huis bij haar broer en schoonzus. Ze heeft het er niet naar haar zin. Broer Ernst is heel veel weg voor zijn werk en zijn vrouw Lucy is een akelig spook. Marja's vader is schipper op de grote vaart. Uniform, zware stem. Een autoriteit, die ook veel van huis is. Wat moet Marja doen, nu ze haar examen heeft gedaan?

Ze probeert het een tijdje intern, bij een muzieklerares. Daar is het allemaal niet zo ideaal als haar in eerste instantie werd voorgehouden. Gelukkig is daar haar vriendin Judy, met een moederlijke inslag. Beetje gezet, vol verantwoordelijkheid voor haar jongere broers. Ze heeft haar beide ouders nog en om die reden komt Marja niet veel bij hen thuis. Ze kan de confrontatie niet aan. 

Bij de muzieklerares kan en wil Marja niet blijven. Ze solliciteert als kindermeisje bij een Frans-Nederlandse familie. Welgesteld, met een mevrouw die van luxe houdt, maar niet weet hoe ze met haar kind om moet springen. Marja weet dat wel. Ze kan het ook goed vinden met de huishoudster en de kokkin. Maar Eugène, de broer van de heer des huizes, is een akelige fat. Voor zijn charmes valt ze niet. 

De familie Deltours is ook niet alles. Maar wat dan wel? Waar kan ze naar toe?  De heer en mevrouw Deltours gaan op wintersport en zoals gebruikelijk, verongelukt mevrouw. Netty Koen-Conrad heeft al zo vaak mevrouwen waar ze zich geen raad meer wist laten overlijden door roekeloosheid. Meneer komt uiteraard gebroken terug en voor de kleine Yvonne komt een kinderloze tante uit de lucht vallen.

Ditmaal valt Marja niet voor de charmes van meneer Deltours. Dat blijft een verstrooide man met veel geld. Het had gekund. Zulke boeken heb ik ook. Dit keer laat de schrijfster Marja doen wat ze al veel eerder had gekund. Bij Judy intrekken en bij de KLM solliciteren. Judy woont op kamers. Ze verloofd met een oud klasgenoot en heeft een baan als telefoniste bij de KLM. Ook Marja wordt er aangenomen, maar dan als stewardess. 

In een onwaarschijnlijk snel tempo - twee maanden - doorloopt ze een opleiding, die eerder twee jáár had moeten duren. Ze leert over luchtstromen, kinderverzorging, valutakoersen. Ze leert Spaans,  de toeristische trekpleisters van elke plaats, het weerbericht opnemen. Uiteraard alles in het mooie, grijsblauwe uniform dat Marja zo flatteert. Ze zal een modelstewardess worden. Niet te lang, uiteraard, want al binnen een paar maanden komt ze Sjoerd Stevenga tegen. Een stoere, blonde boer uit Friesland. Een heerboer, waarvoor Marja maar al te graag haar vrijgezellenbestaan in het grote Amsterdam wil opgeven. 

Want hield ze niet altijd al veel meer van de buitenlucht? Dat Friesland wel het andere uiterste is, daar wordt niet meer over gepraat. Ze zal honderden kilometers bij haar trouwe vriendin Judy vandaan komen te zitten. En haar vader, wanneer hij nu weer aanmeert in de haven, zal ook nog niet zo maar in Friesland zijn. Nog eenmaal treft ze haar broer in de stad. Het wordt maar een kort gesprek. Ook hem heeft ze niet meer nodig. 

Behalve dat dit verhaal veel bekende elementen bevat, heeft het ook een moraal. Je moeder is onvervangbaar. Vrouwen, die je niet kent en die je liefdevol in huis willen nemen zijn in werkelijkheid heksen. Aan een moederlijke vriendin heb je al veel steun, maar het beste is nog een recht-door-zee man, met wie je snel kunt trouwen. 

14 maart 2017

Dromen, durven, doen

Het was dé hit van het nieuwe millennium. Zo'n twintig jaar geleden verschenen er veel meer van die alles-kan-als-je-maar-wil boeken, maar deze was realistisch. Ben Tiggelaar deed er eerlijk over. In duidelijke, kleine stappen werd uitgelegd, hoe je van een droom in een daad kon overgaan.

Het boek verscheen na een paar jaar in een goedkope editie bij de Flair. Gratis voor abonnees, waar ik er toen één van was. Juli 2005, heb ik er voorin gezet. Alweer bijna twaalf jaar geleden. Ik werkte toen in Utrecht bij een groot consultantskantoor en kan me herinneren, dat ik het destijds in de trein heb gelezen. Met oordopjes in. Daarna is het in een van de kasten verdwenen en heb ik het nooit meer gelezen. Tot gisteren.

Mijn abonnement op de Flair zei ik ergens in 2007 of zo op. Het leuke tijdschrift van weleer, met verhalen, puzzels en een leuke strip was verworden tot een glossy met alleen maar feelgood verhalen. En dat stond me tegen. Maar eigenlijk is dat boek van Tiggelaar net zoiets, achteraf gezien. Ik kan me er ook niets bij voorstellen. Na elk hoofdstuk méér het idee krijgen: zo werkt dat dus niet.

Er staan passages aangestreept met potlood. Dat doe ik nog altijd als ik iets wil onthouden. Blijkbaar vond ik het toen belangrijk. Als ik het nu teruglees, doet het me nauwelijks meer wat. Ja, Gewoontes zijn dingen die je onbewust doen. Anderen herkennen je aan je gewoontes. Aan de dingen, die je dag in dag uit doet. Maar misschien ben je zelf heel anders, diep van binnen. Wil je eigenlijk veel liever een heel andere baan.

Dat klopte wel, in 2005. En die kreeg ik ook. Sneller dan verwacht. De afdeling waar ik werkzaam was, werd opgeheven en mijn contract niet verlengd. Ik moest weer solliciteren. En als er iets haaks staat op boeken als Dromen, durven, doen, dan is het dat wel. Zoeken naar een baan. Die niet vinden. Die gedeeltelijk vinden, solliciteren en afgewezen worden. Een droombaan vinden en óók afgewezen worden. Solliciteren en helemaal niets meer horen. Tot ik uiteindelijk, maanden later, een baan vond, die leuk was, maar veel te ver weg. En wederom tijdelijk bleek.

Ik ben al lang opgehouden met dromen. Durven en doen waren vaardigheden die ik ook in 2005 al wel had. Ik ben niet bang aangelegd, maar heb geconstateerd, dat veel dingen gewoon niet te bereiken zijn. De droombaan bestaat niet. Net zo min als het droomhuis, de droompartner en precies het ideale gewicht. Dat vind je ook niet met hulp van een veelgelezen boek van Tiggelaar. Goed is goed genoeg.

06 maart 2017

Bielzenblues : Vrienden

Bielzenblues was een stripje van drie plaatjes, dat dagelijks in de gratis krant Metro verscheen, zo rond de eeuwwisseling. Getekend en geschreven door Maarten Pathuis. Hij bundelde de eerste strips tot een boek en gaf het in eigen beheer uit. Ik bestelde het prompt. Want Pathuis was mijn held, in die tijd. Ik kende 'm al van zijn plaatjes in de Intermediair, maar de Metro variant was nog honderd keer leuker.

Rond 2000 reisde ik nog van maandag tot en met vrijdag met het OV naar het werk. De reistijd in de trein doodde ik met het lezen van de Metro en de Spits. De Metro had mijn voorkeur. Ik begon elke dag met het zoeken naar de Bielzenblues. Een nieuw verhaaltje van Wim en Henk. Twee treinforenzen van rond de veertig. Mannen die al honderd jaar naast elkaar in de trein zitten. Ze zouden hun leven wel anders willen, maar weten niet zo goed hoe. Dus blijft alles bij het oude.

Die vreselijk herkenbare kantoorsukkels die wanhopig naar gespreksonderwerpen zoeken. Je zag en hoorde ze in elke trein. Ze zijn er waarschijnlijk nog steeds. En praten, net als Henk en Wim, over de vakantie naar Appelscha of Winterberg. De APK van de Hyundai Pony (uit 1978). Het millenniumprobleem dat niet bleek te bestaan. Of toch, de friteuse uit de kantine deed het op 1-1-2000 ineens niet meer. Rond 5 december als Sint en Piet de trein in en dan een bekeuring krijgen omdat je geen abonnement kunt vertonen. Dat zat nog in je regenjas en nu heb je een tabbert aan.

Ze bespraken de actualiteit van de dag. De opkomst van Pim Fortuyn, de eerste uitzendingen van Big Brother en vooral het wel en wee van de spoorwegen. Na 11 dagen gestrand te zijn in een weiland is de redding nabij. Mariniers? Ambulances? Eten? Nee. Tineke Netelenbos met een bladblazer. Ik heb een ochtendhumeur, dat had ik toen ook al. Maar bij het lezen van Bielzenblues moest ik toch elke morgen weer even grinniken.

Dagelijks een stripje af moeten leveren is veel werk. Ook al zijn het dan maar drie plaatjes in een eenvoudige omgeving. Ze zaten immers bijna altijd in de trein. Maar dat Pathuis het na een paar jaar voor gezien hield, bij gebrek aan inspiratie is goed te begrijpen. Er kwamen andere stripjes voor terug, die een stuk minder leuk waren. Henk en Wim verdwenen in het collectief geheugen.

In dit eerste stripboek wordt nog een vervolg aangekondigd. Dat is helaas nooit meer verschenen. Gelukkig tekent Maarten Pathuis nog altijd in de Intermediair.


28 februari 2017

Een popster te paard

De titel zegt alles, het omslag zegt niets. Er komt een zanger logeren op De Witte Hengst, met zijn eigen paard. Een charmante zanger uiteraard, die het hoofd van vele meisjes op hol brengt. De zanger van dé popgroep van het moment. En het meisje van zijn dromen moet eigenlijk helemaal niets van hem weten. Ze vindt hem maar een verwaand ventje. Maar als ze hem beter leert kennen wordt alles anders.

Nog vóór ik een letter in dit zesde deel van het jeugdhotel had gelezen, wist ik al dat het zo gaan zou. De band blijkt Pink and Purple te heten. Roze en Paars. Zou er ooit een band met uitsluitend mannelijke leden ook maar op het idéé gekomen zijn, zich zo te noemen? Daar had Helen Taselaar toch wel wat langer over na mogen denken. Ze heeft het niet gedaan. Over de werkelijke inhoud van het verhaal is ook niet bijster lang nagedacht, trouwens. Dat komt regelrecht van het kopieerapparaat van alles wat ze eerder schreef, voor Kluitman.

Het meisje op de omslag heet Linda Montijn. Ze gaat na de vakantie naar zes atheneum. Hoewel ze goed kan leren, is ze helemaal niet met school bezig. Wel met zingen. En met paardrijden. En uiteindelijk ook met Joey, de zanger van de meidenkleurenpopgroep.

Een recensent maakt er, zoals zo vaak bij dit soort boeken, gehakt van: Leesvoer voor niet-veeleisende meisjes, van 12-14 jr. Een verhaal van dertien in een dozijn. Even later gevolgd door: In het boek staat niet één illustratie, zoals de tekst op de achterflap suggereert. Geïllustreerd houdt hier dus in: de omslag. Dat is inderdaad waar. Maar in dit geval niet zo erg. De omslag is van Ab van Houten en spreekt totaal niet tot de verbeelding. Eén tekening van de beste man was dan ook meer dan genoeg.

Op de laatste pagina verklaart Joey, zanger van een jaar of vijfentwintig zijn liefde aan de achttienjarige Linda, die nog eindexamen moet doen. Hij houdt van haar en gaat dat ook steeds meer doen. Wat Linda gaat doen spreekt voor zich. Eerst examen en daarna trouwen, natuurlijk. Wat zou je anders willen, met een atheneumdiploma op zak, ergens rond 1990?

In die tijd was ik zelf ook achttien en had ik vriendinnen in de laatste klas van het atheneum. Die meiden wilden studeren, aan de universiteit. Ze volgden met belangstelling al hun lessen en schreven, in mijn ogen, moeilijke werkstukken. Maar met mannen hielden ze zich totaal niet bezig. En áls ze al verliefd waren, ging dat zeker niet ten koste van school. Want daarvoor zaten ze niet op het VWO.

Van dat alles lees je in dit verhaal niets. Wel wordt nog even een toespeling op deel zeven gemaakt. Het verhaal eindigt met de opmerking: Ja, en wat ze allemaal nog met Daniëlle op de Witte Hengst gingen beleven, wist Edith toen nog niet...En dat was maar goed ook!

Deel zeven zou echter nooit meer verschijnen. Wat die nieuwe medewerker van het jeugdhotel allemaal nog zou gaan uitspoken, blijft dus voor ons lezers een raadsel. Waarschijnlijk had ze een man leren kennen, van een paar jaar ouder. Een knappe, arrogante kwast met een paard,die de meisjes om zijn vinger kan winden, maar kiest voor Daniëlle. Zoiets.

24 februari 2017

Documentaire 20e eeuw : Kroniek en aanzien van onze tijd

Bijzonderheden: 3 linnen banden met 52 tijdschriften, veel achtergrond en foto's. Prijs: € 45. Verzamelbanden. 25x32,5 cm. foto’s. ill. Complete set van 52 tijdschriften verdeeld over 3 banden. Prijs: € 60. 
Hardcover linnen cover met 52 delen. Met de meest bijzondere hoogtepunten van deze eeuw in binnen- en buitenland. Prijs: € 30. 
Schitterend 3 delig naslagwerk met veel foto's. Prijs: € 27,50. Onderbieden is zinloos. 

Zo maar wat advertenties waarin dit werk te koop aangeboden wordt. Ik heb het ook. Alle 52 delen, in 3 linnen banden. Gekocht op de rommelmarkt voor € 5. Ze waren niet te tillen. Ze zijn om die reden ook bijna niet te lezen. Groot en zwaar. Je moet met zo'n complete band aan tafel gaan zitten, of in de bank met je benen horizontaal. Zodat in elk geval het boek ergens op steunen kan. Of je haalt zo'n los nummer uit de band en leest het als een tijdschrift. Maar dan moet je het er naderhand weer terug in zien te krijgen.

Wat uitgeverij Waanders op de markt brengt / bracht is vaak de moeite waard. Dat was ook mijn overweging, om deze banden destijds aan te schaffen. Of het in dit geval ook van toepassing is? Ik weet het eigenlijk niet. De ondertitel: aanzien van onze tijd, doet vermoeden dat het lijkt op de onverwoestbare Aanzien-serie. En dat is ook zo. Dat merk je, als je zo'n band doorbladert.

De twintigste eeuw was vooral ellende, als we deze kroniek moeten geloven. Oorlogen, hongersnoden, staatsgrepen. Zo af en toe een huwelijk en een troonswisseling, maar dan wel tegen de achtergrond van krakersrellen. Omdat de uitgave uit begin jaren negentig is, gaat het laatste nummer over de machtswisseling tussen Grobatsjov en Jeltsin. Dat geeft, achteraf, een onvolledig gevoel. De twintigste eeuw duurde immers nog tien jaar langer.

Er staat niets meer in over Irak en de golfoorlog. Over Bosnië, Servië en Kroatië. De watersnood en evacuatie van het rivierengebied. Geen Bijlmerramp. Het moest allemaal ook nog gebeuren. Voor een échte kroniek had Waanders daarover toch ook nog moeten berichten. Het is niet gebeurd. De afzonderlijke deeltjes laten zich lezen als tijdschriften. Er is geen index gemaakt over het geheel, iets wat een overzicht als dit toch wel had moeten hebben.

En, heel praktisch, het past niet in de kast, tenzij je het plat legt. De banden zijn te hoog voor de gemiddelde boekenplank. Bovendien hebben de tijdschriften weliswaar glanzend papier, maar trekt het krom als je het rechtop zet. Zo wil je je naslagwerk toch ook niet de geschiedenis in laten gaan. Moet het eigenlijk nog wel mijn geschiedenis in? Gisteren heb ik weer eens een deel doorgebladerd. Het ligt me eigenlijk vooral in de weg.

De Documentaire 20e eeuw is vooral iets wat je op een studiezaal moet neerleggen. In een bibliotheek of archief. Scholieren kunnen er nog wat uithalen voor een spreekbeurt misschien. Maar ja, die hebben tegenwoordig voor alles internet paraat. Die zoeken niets meer op, via papier. Zo wordt zo'n naslagwerk uiteindelijk gewoon weggegooid. Opgeruimd anno 21e eeuw: we plaatsen het te koop op Marktplaats of Boekwinkeltjes.

14 februari 2017

Burgemeesters Tweeling

Het heette oorspronkelijk De Stormers, omdat Storm hun achternaam was. Maar na een paar drukken werd het toch een minder goed gekozen titel. Zo ontstond Burgemeesters Tweeling. In twee edities geïllustreerd door Hans Borrebach en later nog door Herson, het pseudoniem van Herry Behrens.

Wat vond men van deze Van Marxveldt? In de jaren dertig werd het boek nog tegelijk besproken met een van haar andere boeken, De Kingfordschool, en daar ging toen de voorkeur al naar uit. In de jaren zestig, toen de tweeling inmiddels al talloze malen was herdrukt, was men nog iets minder aardig. Deze Cissy van Marxveldt-herdruk haalt het niet: in vergelijking met een boek als "Een zomer-zotheid" heeft dit verhaal niet die humor en boeiende intrige om de veroudering te weerstaan. Een mooie recensie voor: het boek is voorgoed uit de tijd.

In de jaren na de oorlog maakte Borrebach er zijn eerste omslag voor. In de bekende filmsterren variant, die zo heel erg goed verkocht. En die ook best nog wel bij de inhoud past, bovendien. Borrebach las de boeken die hij moest illustreren zelden, zo zei hij later, maar voor Cissy's werk maakte hij een uitzondering. Dat kon hij waarderen. We zien hier overigens alleen Juut, Jaap doet er voor het omslag blijkbaar niet toe.

Het verhaal van Juut en Jaap, de tweeling van de burgemeester. aldus de flaptekst op de eerste Witte Raven editie. Een gezellig en leuk boek van Cissy van Marxveldt, dat in de gebonden reeds vele drukken beleefde. Die melding moest de jonge lezers waarschijnlijk over de streep trekken. Iets dat vaak herdrukt is, moet vast leuk zijn. De lezers zien Jaap ook terug op het omslag. Een tweeling is ook altijd met twee.

In de Herson-uitgave begint de flaptekst met: Juut en Jaap de tweeling van de burgemeester, beleven op school de gekste dingen, maar thuis valt het vooral voor Juut, wel eens niet mee. Het is dan inmiddels al ver in de jaren zeventig. Herry Behrens maakte er zoals altijd nog een sprekende omslagtekening bij. Eentje die totaal niet paste bij de inhoud. En geen woord meer over een zoveelste herdruk.

We zijn dik dertig jaar verder. Inmiddels zijn de boeken van Cissy van Marxveldt al lang cultureel erfgoed. Ja, ik bezit Burgemeesters Tweeling ook. Wat ik er van vond, toen ik het gelezen had? Het lijkt vooral heel erg op allerlei andere verhalen van Cissy van Marxveldt. Het euvel waar meer schrijfsters aan beginnen te lijden, als ze langer bezig zijn.