30 november 2017

Geen maakwerk in de IDIL

Verzuiling. Ik leerde er voor het eerst over met geschiedenis, toen ik vijftien was. Verzuild Nederland. Iedereen in eigen groep. De verdeling in Rooms katholiek, protestant, arbeider en liberaal. Ze hadden allemaal hun eigen omroepvereniging, eigen scholen, eigen verenigingen, eigen organisaties. Wie katholiek was luisterde naar de KRO en ging naar de katholieke leeszaal. Dat daar de door IDIL aanbevolen boeken stonden, leerde ik pas later.

IDIL, een afkorting van Informatie Dienst Inzake Lectuur , was een rooms-katholieke recensiedienst, die de boekenwet van het Vaticaan volgde. Boeken kregen er cijfers, variërend van I (verboden) tot V (voor allen). Er stonden ook interviews in, met bekende auteurs uit die tijd, onder de titel: Mogen wij u voorstellen. Zo werden de rooms-katholieke lezers en lezeressen ook bijgepraat over Max de Lange-Praamsma. Ik vond het interview in PDF via de website Achter de rug. Goede site trouwens, maar dat terzijde. 

Dat Max de Lange overtuigd protestant was, maakte kennelijk niet uit. Waar het IDIL om ging, is dat ze zo'n hartelijke, warme vrouw was, die het geloof uitdroeg. Op een andere manier dan de katholieken, maar de principes waren toch dezelfde. En niet alleen voor wat betreft het geloof. De schrijfster wond er geen doekjes om. 

Ze hoefde niet van de pen te leven. Ze was in de eerste plaats huisvrouw en moeder en pas daarna schrijfster. Dat ze toch al een respectabel rijtje boeken op haar naam had staan, zag ze als een roeping. En als een manier om toch naar buiten te treden voor de jeugd, ondanks dat drukke gezin. Ze was, zoals ze zelf zei, vuur-bang voor maakwerk. Boeken moesten in haar groeien en op verzoeken wilde ze, zo lang als ze kon, nee blijven kunnen zeggen. Ja, ze maakte aantekeningen voor een boek over het jongste zusje van Els. Maar nee, er kwam nog geen zesde deel voor Goud-Elsje.

De schrijfster blijkt te hebben gepraat zoals ze schreef. In mooie, weloverdachte zinnen vol beeldspraak. Maakwerk. Iets waar Leni Saris wel last van kreeg. En Helen Taselaar. Netty Koen-Conrad is er ook nooit bang voor geweest. Misschien moesten zij wél van de pen leven. Zeiden ze daarom ja op 'verzoeken'. Het maakte hun verhalen er in elk geval niet beter op. Maar ook met de latere verhalen van Max de Lange-Praamsma kreeg ik moeite. Die werden, door al die beeldspraak, moeilijk te lezen. 

Riet Berkhout werd uiteindelijk tóch het zesde deel van Goud-Elsje. De schrijfster zou er later in een interview over zeggen, dat ze het zelf nooit zo bedoeld had. Dat het een suggestie was van de uitgever, om het toch in de reeks op te nemen. Er zou ook nog een deel zeven tot en met tien komen. De twee delen over vriendin Lotty had Max misschien ook anders bedoeld. Het laatste afsluitende deel gaat weer wel over Els. Dat klinkt achteraf wel als op verzoek.

Misschien is de moeder-en-dan-pas schrijfster op dat punt toch van haar geloof gevallen. We kunnen het haar al lang niet meer vragen. Maar dat maakt ook niet uit. Zeker de boeken uit die tijd blijven de moeite waard. Met zo'n interview er bij heb je toch weer een completer beeld van de vrouw er achter. Inclusief oude foto.

14 november 2017

Bedrijf in beweging : Een terugblik in de tijd : Zuid-Ooster 1949-1994

Zuidooster, aanvankelijk gespeld als Zuid-Ooster, was de naam van de busmaatschappij uit Zuid-Gelderland en het noordoostelijke deel van Noord-Brabant. Zeg maar alles op de lijn Nijmegen-Eindhoven. Het boek gaat over de jaren van de gele streekbussen op diesel, die ik me nog zo goed herinner. Maar ook de jaren daar nog vóór. De tijd van de meisjesboeken. Waarin op elke bus nog een conductrice zat en de strippenkaart nog niet bestond. Toen mensen voor het eerst verder weg op vakantie gingen en dat, uit geldgebrek, het liefst vertrouwd per bus deden.

Het boek verhaalt over de tijd dat steeds meer Nederlanders zich een auto konden gaan veroorloven en de bus vaarwel zeiden. Wij hadden thuis nog geen auto, toen. Ik reisde in de jaren zeventig nog steeds per bus met mijn ouders en zusje. We waren een uitzondering. Leuk of spannend was het toen al lang niet meer. Het was een wereldreis, zeker zo op zondag. Reistijden van drie kwartier met de auto werden met een bus al gauw anderhalf uur. Want je moest naar de bushalte lopen, op de bus wachten. De bus reed om en de halte, waar je uit moest stappen, was ook nooit voor de deur van het gewenste adres.

In de jaren tachtig kregen we thuis ook een auto. Daarmee kon de bus vaarwel worden gezegd. Tijdelijk, want ik werd student met een OV jaarkaart en toen moest ik toch weer met de Zuidooster van en naar Nijmegen. De bussen werden nieuwer, er kwamen sneldiensten bij. Dat waren de bussen die je eerder daar brachten waar je ongeveer wilde zijn. Maar die je weer verder lieten lopen, omdat ze minder haltes hadden. Er kwamen zelfs interliners. Nog sneller, nog comfortabler, maar nog verder lopen. En dat viel niet altijd mee, met een weekendtas.

Het openbaar vervoer brengt je vanaf een plaats waar je niet woont, via plaatsen waar je niet hoeft te zijn, naar een eindbestemming waar je ongeveer moet zijn. 

Zo vatte een vriend in de jaren negentig voor mij het reizen samen en zeker wat de bus betreft klopte dat. Het was altijd lopen, wachten, omrijden en weer lopen.

In 1995 fuseerde de Zuidooster met het Limburgse VSL tot Hermes. Daar eindigt ook dit boek. Zelf zou ik nog meer dan tien jaar met de bus blijven reizen. Niet alleen meer met Hermes. Ik ging stage lopen in Arnhem en Den Haag en was in Tilburg gaan wonen. Respectievelijk GVM, HTM en BBA. Dat staat hier dan allemaal niet in, maar het kwam op hetzelfde neer.

Inmiddels heb ik zelf al lang een auto. Een vervoermiddel wat me vanaf de plaats waar ik woon rechtstreeks naar en precies tot mijn eindbestemming brengt. Dat kan de bus, die al een poosje geen Hermes meer heet maar Breng, nog steeds niet zeggen. Breng, ja. Ik heb het zelf niet bedacht. Alsof er ook een bus terug is. Die heet dan Haal. Maar zo gek zijn ze dan nog net niet geweest.

Hoe dan ook, dit Zuidooster boek is leuke nostalgie. Om plaatjes te kijken en om door te lezen. Het was nog een Marktplaats vondst ook. Eentje dicht bij huis, zodat ik me de verzendkosten kon besparen, door het zelf op te halen. En helemaal niet duur, bovendien. Wordt beslist vervolgd, dat Marktplaats. 

06 november 2017

Zeg jij 't maar, Marjolein

Een paar weken geleden plofte een brief in de brievenbus van Freddy Hagers, de gevierde schrijfster van de Marjoleinserie, zo begint de achterflaptekst van de pocketeditie. Het was een brief van onze Marjolein, Marjoleintje van het pleintje, zoals ze vroeger heette, toen ze nog niet getrouwd was met Bert Brouwer, de jonge dokter, die in Parijs zijn studie voltooit en waar het jonge gezinnetje zich voorlopig heeft gevestigd.

Daarmee is het dertiende en ècht laatste deel van de Marjolein-serie inderdaad samengevat. In deel twaalf trouwde ze al met haar Bert en dat vormde eigenlijk al het slot van de reeks. Of het deze keer ook de uitgever, Kluitman, is geweest, die de schrijver heeft overgehaald om toch nog een deel aan de serie toe te voegen? Omdat de lezeressen er om vroegen?

Schrijver ja, want Freddy Hagers was het pseudoniem van Guus Betlem, voluit Frederik August Betlem, die zichzelf in dit boek Frederika Anita Hagers noemt. De voornamen zijn redelijk identiek gebleven. Of hij getrouwd was, een huishoudster had en een zoon, dat weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat het vreemd is om te lezen, dat de schrijver doet of hij een vrouw is, voorzien van een man die niet voor zichzelf kan zorgen en een zoon, die dat al net zo min kan. En dat hij / zij van Marjolein dit keer een echt iemand heeft gemaakt. 

Marjolein Brouwer-Bronkhorst is verzonnen, Freddy Hagers ook. Guus Betlem maakte van zichzelf in een verhaal vaker een commentator, maar dit keer is het wel erg aangezet. Verder spatten de jaren van voorspoed van het papier af. Het moet in het begin van de jaren zestig zijn geweest. Een auto hoeft niet meer af gereden te worden, je mag m ook best geregeld inruilen voor een nieuwe. Bert werkt in een kankercentrum. Ook dat is vooruitgang, het was toen nog een ziekte die niet bestreden kon worden. Maar Bert gaat werken aan de bestrijding, in een nieuw type ziekenhuis. 

En dan is er nog Marjolein's broer Mario, die bij de televisie gaat werken. Want zijn oude werkgever, de radio, dat is geweest. Dat is ouderwets, televisie is de toekomst. En om dat nog eens extra te benadrukken, wordt hij verliefd op een 'scriptgirl'. Een meisje met een baan waar zelfs Marjolein nog nooit van gehoord heeft. 

Ze mag dan wel in Parijs wonen en getrouwd zijn met een dokter, ondertussen is ze toch vooral huisvrouw en moeder. Ja, de Franse hoofdstad is enig, met zijn vele terrasjes, winkels en parken. Ja, ze wonen in een mooie flat. Maar er moet toch vooral schoongemaakt worden. Onderdak worden geboden aan een jong meisje, dat van huis is weggelopen. En gezorgd. Voor haar man Bert en voor haar dochtertje Florence. En o ja, ondertussen is Marjolein ook nog een dagboek gaan schrijven. Dat dagboek, krijgt Freddy Hagers mee naar huis. Om het te gaan lezen. Waarmee de cirkel rond is. 

Een verwarrend, maar toch knap geschreven einde van een serie. Uitgegeven in gebonden en pocketeditie. Ik bezit ze allemaal. Wordt vervolgd dus. Omgekeerd chronologisch, of zo maar van de hak op de tak. Want dat kan ook. Zoals de uitgever het dan zo mooi verwoord: het vormt een deel van de reeks, maar kan ook afzonderlijk worden gelezen. Series zetten aan tot sparen. Vooral Kluitman was er een meester in.